KNM 7.1 - 7.2

Huiswerk vorige les
  • Boek t/m 6.7
  • ELO t/m 6.7
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2ISK

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Huiswerk vorige les
  • Boek t/m 6.7
  • ELO t/m 6.7

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: KNM 7.1 en 7.2

Slide 2 - Tekstslide

7.1 De gemeente
Presentatie Ilaas

Slide 3 - Tekstslide

7.1 De gemeente
tekst lezen

Slide 4 - Tekstslide

Je gaat trouwen.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 5 - Quizvraag

Je koopt een auto.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 6 - Quizvraag

Je neemt een hond
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 7 - Quizvraag

Je kind gaat naar de basisschool
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 8 - Quizvraag

Je krijgt een kind.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 9 - Quizvraag

Je wilt een boom omhakken in je eigen tuin.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 10 - Quizvraag

7.2 De politie
Presentatie Elias

Slide 11 - Tekstslide

7.2 De politie
Tekst lezen

Slide 12 - Tekstslide

7.2 De politie

Slide 13 - Tekstslide

7.1 De politie - legitimeren

Slide 14 - Tekstslide

7.2 De politie -geldig legitimatiebewijs

Slide 15 - Tekstslide

Wat doet de politie?

Slide 16 - Tekstslide

De wijkagent
luister hier

Slide 17 - Tekstslide

EXTRA informatie: BOA's

Slide 18 - Tekstslide

Aangifte doen

Slide 19 - Tekstslide

De politie bellen

Slide 20 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)
de dader                                    iemand die iets heeft gedaan heeft wat niet mag

Iemand heeft mijn portemonnee gestolen. De politie kan de dader helaas niet vinden.


het gevecht                             een grote ruzie waarbij mensen elkaar pijn doen
Sjoerd heeft gevochten met zijn buurman. Door het gevecht brak de buurman zijn arm.

het geweld                              grote kracht waarmee je iemand pijn doet of iets                                                         kapotmaakt

Als die vrouw boos is, gebruikt ze vaak geweld. Ze slaat haar kinderen.

Slide 21 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)



de instantie                                        een afdeling of een bedrijf van de overheid

In Nederland zijn veel instanties waar je hulp kunt krijgen. Bijvoorbeeld het UWV en het Juridisch Loket.

zich legitimeren                                                     je identiteitsbewijs laten zien,                                                                    bijvoorbeeld je ID-kaart, paspoort of 
rijbewijs
Ik moet me legitimeren bij het gemeentehuis. Ze weten dan zeker dat het nieuwe paspoort voor mij is.

Slide 22 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)
het misdrijf                              iets wat verboden is en waarvoor je een straf kunt                                                      krijgen
In Amsterdam heeft iemand een oude vrouw doodgeslagen. Dat is een misdrijf.

het noodgeval                een situatie waarin iemand meteen hulp nodig heeft

In een noodgeval bel je 112.

het identiteitsbewijs                    een officiële kaart met persoonlijke gegevens,
                                                        zoals je ID-kaart, paspoort of rijbewijs.
De politie vraagt om mijn identiteitsbewijs. Ik laat mijn rijbewijs zien.

Slide 23 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)
het slachtoffer                                            iemand die gedood of gewond is,                                                                     bijvoorbeeld door geweld of door een ongeluk
De slachtoffers van het ongeluk moesten naar het ziekenhuis.


voorkomen                                      zorgen dat iets niet gebeurt

Ik eet gezond, want ik wil voorkomen dat ik ziek word.

Slide 24 - Tekstslide

Een rijbewijs is altijd een geldig legitimatiebewijs.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wat doet de politie?
Noem 4 taken.

Slide 26 - Open vraag

Aangifte doen is...
A
vertellen tegen de politie dat iemand iets heeft gestolen van je of geweld heeft gebruikt tegen je.
B
een boete betalen.
C
Antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn fout.

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer bel je 112?

Slide 28 - Open vraag

Wanneer bel je 0900-8844?

Slide 29 - Open vraag

Een wijkagent is de agent die bij jouw wijk (buurt) hoort.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk
  • Boek t/m 7.2
  • ELO t/m 7.2
  • Presentatie Layan: 7.3 De belastingdienst
  • Presentatie Benyamin: 7.4 Hulpverlening

Slide 31 - Tekstslide