KNM 6.7, 7.1 - 7.2

Welkom bij KNM
6.7      uitkeringen
7.1       de gemeente
7.2       de politie
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2ISK

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij KNM
6.7      uitkeringen
7.1       de gemeente
7.2       de politie

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk voor 11 februari
maak online de oefeningen bij 6.4, 6.5 en 6.6
leer de tekst en de blauwe woorden bij 6.4, 6.5 en 6.6

Werk je achterstallig huiswerk bij!!! 

Iedereen moet af hebben: 4.4 tot en met 6.6

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag: KNM 
6.7, 7.1 en 7.2

Slide 3 - Tekstslide

Soorten uitkeringen blz. 71
WW- uitkering - mensen zonder werk (werkloos).
Ziektewet-uitkering en WIA- uitkering - mensen die ziek zijn en niet kunnen werken, ook veel pijn hebben of psychische problemen hebben.
Bijstandsuitkering - mensen die niet genoeg geld hebben om gewone dingen te kunnen betalen, zoals huur, eten en kleding.
AOW - uitkering - mensen die ongeveer 67 jaar of ouder zijn.

Slide 4 - Tekstslide

6.7 Uitkeringen
UWV - vraag je de meeste uitkeringen.
Gemeente - bijstandsuitkering.
AOW - vraag je aan bij Sociale Verzekeringsbank (SVB)


 


Slide 5 - Tekstslide

6.7 Uitkeringen
Plichten - wat je moet doen
Je moet bijvoorbeeld veel solliciteren en vacatures zoeken.
Soms moet je vrijwilligerswerk doen. Als je dat niet doet krijg je minder geld of een boete.
Alleenstaande ouder met een kind onder vijf jaar hoeft geen werk te zoeken.


 


Slide 6 - Tekstslide

6.7 Uitkeringen
UWV - controleert mensen met een ww-uitkering, een ziektewet-uitkering of een WIA-uitkering

Sociale dienst bij de gemeente - controleert mensen die een bijstandsuitkering krijgen.


 


Slide 7 - Tekstslide

Noem 4 soorten uitkeringen.

Slide 8 - Open vraag

Iemand die werkloos is krijgt een bijstandsuitkering
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Iemand die niet genoeg geld heeft om de huur, eten of kleding te betalen kan een bijstandsuitkering krijgen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een AOW- uitkering is voor alle mensen die ongeveer 67 jaar of ouder zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Een bijstandsuitkering vraag je aan bij het UWV.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat moet je doen (plichten) als je een bijstandsuitkering of WW-uitkering krijgt?

Slide 13 - Open vraag

Een AOW-uitkering vraag je aan bij de sociale verzekeringsbank.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wie controleert de mensen met een WW-uitkering, een ziektewetuitkering of een WIA-uitkering?
A
Het UWV
B
De gemeente

Slide 15 - Quizvraag

Wie controleert de mensen met een bijstandsuitkering?
A
Het UWV
B
De gemeente

Slide 16 - Quizvraag

Een alleenstaande ouder met een kind onder de vijf jaar hoeft geen werk te zoeken.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

7.1 De gemeente
tekst lezen

Slide 18 - Tekstslide

(belangrijke woorden)

Slide 19 - Tekstslide

Je gaat trouwen.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 20 - Quizvraag

Je koopt een auto.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 21 - Quizvraag

Je neemt een hond
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 22 - Quizvraag

Je kind gaat naar de basisschool
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 23 - Quizvraag

Je krijgt een kind.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 24 - Quizvraag

Je wilt een boom omhakken in je eigen tuin.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 25 - Quizvraag

7.2 De politie
Tekst lezen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

belangrijke woorden

Slide 28 - Tekstslide

7.2 De politie

Slide 29 - Tekstslide

7.1 De politie - legitimeren

Slide 30 - Tekstslide

7.2 De politie -geldig legitimatiebewijs

Slide 31 - Tekstslide

Wat doet de politie?

Slide 32 - Tekstslide

De wijkagent
luister hier

Slide 33 - Tekstslide

EXTRA informatie: BOA's

Slide 34 - Tekstslide

Aangifte doen

Slide 35 - Tekstslide

De politie bellen

Slide 36 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)
de dader                                    iemand die iets heeft gedaan heeft wat niet mag

Iemand heeft mijn portemonnee gestolen. De politie kan de dader helaas niet vinden.


het gevecht                             een grote ruzie waarbij mensen elkaar pijn doen
Sjoerd heeft gevochten met zijn buurman. Door het gevecht brak de buurman zijn arm.

het geweld                              grote kracht waarmee je iemand pijn doet of iets                                                         kapotmaakt

Als die vrouw boos is, gebruikt ze vaak geweld. Ze slaat haar kinderen.

Slide 37 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)



de instantie                                        een afdeling of een bedrijf van de overheid

In Nederland zijn veel instanties waar je hulp kunt krijgen. Bijvoorbeeld het UWV en het Juridisch Loket.

zich legitimeren                                                     je identiteitsbewijs laten zien,                                                                    bijvoorbeeld je ID-kaart, paspoort of 
rijbewijs
Ik moet me legitimeren bij het gemeentehuis. Ze weten dan zeker dat het nieuwe paspoort voor mij is.

Slide 38 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)
het misdrijf                              iets wat verboden is en waarvoor je een straf kunt                                                      krijgen
In Amsterdam heeft iemand een oude vrouw doodgeslagen. Dat is een misdrijf.

het noodgeval                een situatie waarin iemand meteen hulp nodig heeft

In een noodgeval bel je 112.

het identiteitsbewijs                    een officiële kaart met persoonlijke gegevens,
                                                        zoals je ID-kaart, paspoort of rijbewijs.
De politie vraagt om mijn identiteitsbewijs. Ik laat mijn rijbewijs zien.

Slide 39 - Tekstslide

De woorden van 7.2 (met voorbeeldzin)
het slachtoffer                                            iemand die gedood of gewond is,                                                                     bijvoorbeeld door geweld of door een ongeluk
De slachtoffers van het ongeluk moesten naar het ziekenhuis.


voorkomen                                      zorgen dat iets niet gebeurt

Ik eet gezond, want ik wil voorkomen dat ik ziek word.

Slide 40 - Tekstslide

Een rijbewijs is altijd een geldig legitimatiebewijs.
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Wat doet de politie?
Noem 4 taken.

Slide 42 - Open vraag

Aangifte doen is...
A
vertellen tegen de politie dat iemand iets heeft gestolen van je of geweld heeft gebruikt tegen je.
B
een boete betalen.
C
Antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn fout.

Slide 43 - Quizvraag

Wanneer bel je 112?

Slide 44 - Open vraag

Wanneer bel je 0900-8844?

Slide 45 - Open vraag

Een wijkagent is de agent die bij jouw wijk (buurt) hoort.
A
waar
B
niet waar

Slide 46 - Quizvraag

Huiswerk voor 18 februari
-maak online de oefeningen bij 6.7, 7.1 en 7.2
bekijk de introvideo en maak de test 'wat weet je al?'
-leer de tekst en de blauwe woorden bij 6.7, 7.1 en 7.2

Werk je achterstallig huiswerk bij!!!

Iedereen moet af hebben: 4.4 tot en met 7.2

Slide 47 - Tekstslide