1.1 Organismen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 1

Thema 1 Planten en dieren

1.1 Organismen

1.1 Organismen

Actieve werkvorm 'Personage'

Bedenk samen wie je voor je hebt. 

Bespreek in groepjes van 3 of 4.

Jullie volgen je intuïtie/eerste indruk. We bespreken het klassikaal na.

Hulpvragen:

- Leeftijd?

- Waar opgegroeid? Woont?

- Wat voor docent? 

- Broers/zussen?

- Getrouwd? Kinderen? Huisdieren?

- Hobby's

- Lievelingseten/vakantie/muziek

- .....(eigen invulling)

Actieve werkvorm met ballonnen

1: Bio/Natuur is leuk! - Bio/Natuur is zo niet leuk

2: Ik ben (best) goed in Bio/Natuur - Ik ben niet zo goed in Natuur

3: Ik hou (meer) van planten - Ik hou (meer) van dieren

Verwachtingen

Respect naar elkaar

Rust en concentratie tijdens werken, tussentijds gezelligheid

100% inzet, fouten maken mag!

Spullen op orde -> altijd boek/tablet

Leerdoelen

Je benoemt:

- wat een organisme is;

- de 7 levenskenmerken;

- het verschil tussen levend, dood en levenloos.

Organismen

organisme

Alle levende wezens worden organismen genoemd.

denk hierbij aan dieren, planten maar ook schimmels en bacteriën.

Organismen

• Alles dat leeft, is het een organisme.
  
• Alle organismen hebben levenskenmerken.
  
• Wanneer een organisme geen 
  

levenskenmerken meer heeft, is het dood.

• Dingen die nooit hebben geleefd zijn levenloos.

De zeven levenskenmerken

Er zijn zeven levenskenmerken. Ademhalen, voeden, uitscheiden, waarnemen, bewegen, voortplanten en....

Levend - dood - levenloos

1. levend
2. dood
3. levenloos
4. gewoon, water

Een plant op de vensterbank draait zijn bladeren naar het licht.
Welke twee levenskenmerken kun je hieruit afleiden?

1. Waarnemen
2. Uitscheiden
3. Voortplanten
4. Bewegen

1. Levend
2. Dood
3. Levenloos
4. geen idee

Zet telkens het bijbehorende levenskenmerk bij de juiste afbeelding.

voeden

ademhalen

uitscheiden

voortplanten

waarnemen

bewegen

LEVEND

DOOD

LEVENLOOS

Stel je hebt een operatie waarbij je een donorhart krijgt. Dit hart is ...

1. Levend
2. Dood
3. Levenloos
4. Geen idee

Je ziet een katoenen t-shirt.
Het shirt is

1. een organisme
2. geen organisme

Deze plant is een organisme

1. ja want het heeft levensverschijnselen vertoond
2. nee want het vertoont geen levensverschijnselen

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het afgeven van stoffen aan de omgeving?

1. Bewegen
2. Groeien
3. Uitscheiden
4. Waarnemen

Sommige planten maken sappen zoals nectar en hars. Deze kunnen ze vervolgens afgeven aan de omgeving. Hoe heet dit levensverschijnsel?

1. voeden
2. voortplanten
3. uitscheiden
4. groeien

Levend

Dood

Levenloos

acryl lapje

katoenen lapje

houten plank

worm

aluminium

mossel die je eet

rietje

fruitvlieg

takje 

aan boom

dobbelsteen

steen

Sprinkhaan

Het drinken van water valt onder het levensverschijnsel .........

1. uitscheiden
2. plassen
3. bewegen
4. voeden

Welk levensverschijnsel ontbreekt in het rijtje?

Voortplanten - Bewegen - Ademhalen - Groeien - Uitscheiden - Waarnemen

1. plassen
2. voeden
3. eten
4. lopen

Welke van de onderstaande levensverschijnselen
hebben te maken met het opnemen en/of afgeven van stoffen aan de omgeving?

1. groeien, voeden, ademhalen
2. bewegen, voeden, voortplanting
3. uitscheiden, groeien, bewegen
4. voeden, ademhalen, uitscheiden

Welke levensverschijnselen hebben te maken
met het feit dat organismen REAGEREN op hun omgeving?

1. Bewegen Voeden
2. Bewegen Ademhalen
3. Bewegen Waarnemen
4. Ademhalen Voeden

Nr. 1 is een grassprietje met een waterdruppel.
Het grassprietje is ...

1. dood
2. levend
3. levenloos
4. kriebelig :)

Nr. 2 is een waterdruppel hangend aan een grassprietje.. Het is ...

1. dood
2. levend
3. levenloos
4. nat :)

1. De baal hooi is dood en de banden zijn levenloos
2. De baal hooi is levend en de banden zijn dood
3. De baal hooi is dood en de banden zijn dood
4. De baal hooi is levend en de banden zijn levenloos

Aan de slag!

Basisstof 1

opdrachten 1 t/m 7 maken+nakijken (blz 14)

Strijders

- Opdracht 8 en Samenhang (blz 13)

- Leren onderzoeken

blz. 60 + 61 lezen & opdracht 1 + 2 maken