toetsles thema2 gezondheid

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Toets les thema2 

gezondheid

Wat gaan we doen?

We doorlopen alle onderdelen van dit thema kort!

Daarna zijn jullie helemaal klaar voor de toets! 

H1 woordenschat

Welke woorden ken je nog?

Er komen nu een paar meerkeuzevragen!

Welk woord is weg?
Ik ga naar de dokter voor een..............

1. Bijsluiter
2. Behandeling
3. Conditie
4. Eetpatroon

Hoe fit je bent noemen we ook wel...

1. Je blessure
2. Je behandeling
3. Je conditie
4. Je eetpatroon

Wat is dit?

1. een apotheek
2. een behandeling
3. het recept
4. de conditie

Wat je van iemand kan zeggen die veel sport 

gezondheid 

Eetpatroon 

blessure 

sportief 

Hoe het met je lichaam gaat

Wat je eet en op welk moment van de dag

pijn die ontstaan is door bewegen en sporten

De zorg die je krijgt om weer beter te worden

1. Een bijsluiter
2. Een behandeling
3. Een blessure
4. De apotheek

Een briefje of bericht van de dokter waarop staat welk medicijn je moet krijgen

1. De apotheek
2. De vitamine
3. Het recept
4. De behandeling

De informatie die je krijgt bij een medicijn. Bijvoorbeeld: hoe je het moet gebruiken

1. Conditie
2. De behandeling
3. Bijsluiter
4. Sportief

Vergelijkingen

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Worden de volgende zinnen letterlijk *(dus echt zo!) of figuurlijk bedoeld?? 

De vergelijking met dieren

• Die man gedraagt zich echt als een beest! 
• De jongens leken net een een kudde dieren.  
• Die man is zo sterk als een leeuw
• Jij bent zo rood als een kreeft ! 

Meneer Sam is zo sterk als een paard !

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Juf Marjolein is zo sloom als een slak !

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Wil jij even goed opletten als ik weg ben?

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

H2 Lezen

Je ziet snel waar een tekst over gaat: 

als je.....

kijkt naar de :

- TITEL 

- TUSSENKOPJES
- AFBEELDING + BIJSCHRIFT
- BRON

Tekst en afbeeldingen

Hoe heet het stukje tekst ONDER een foto? 

Wat is de titel van deze tekst?

Hoeveel tussenkopjes heeft deze tekst?

Luisteren

- Voor informatie 

- Voor je plezier

- Voor informatie én plezier 

Filmpje:

Waarom kijkt iemand naar het volgende filmpje? 

 A. Voor plezier

B.  Voor informatie

-C. Voor informatie en plezier

Werkwoorden

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt

Wat is een werkwoord?

1. Televisie
2. Gamen
3. Koelkast
4. Playstation

Wat is een werkwoord?

1. Huisje
2. Huis
3. Huizen
4. Verhuizen

Wat is een werkwoord?

1. Muis
2. Muismat
3. Piepen
4. Muizen

Tegenwoordige tijd

Tegenwoordig betekent nu...

De afkorting die we gebruiken:

OTT = tegenwoordige tijd

Verleden tijd

* Verleden tijd zijn gebeurtenissen die al zijn gebeurd.

Bijvoorbeeld:

* Gisteren nam ik een appel

* Opa bezeerde zijn hand.

NU 

( tegenwoordige tijd

Verleden tijd 

( geweest) 

toen

gisteren

vorige week

Jij leert hard voor de toets

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

Gisteren liep Karin met haar hoofd tegen een boom

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd

Schrijven

Lijstjes maken.

Waarom maken mensen soms een lijstje? 

Spreekregels

Ga rechtop staan of zitten

- rug recht

- duw je schouders iets naar achteren

- Sta je? zet je benen iets uit elkaar zodat je stevig staat

Kijk de ander aan!

Iemand aankijken is een spreekregel.
Wat is nog meer een spreekregel?

1. Rustig praten
2. Spreek de woorden duidelijk uit
3. Hard genoeg praten
4. A, B en C zijn goed

Formeel taalgebruik

Je praat met de U-VORM:

'mevrouw, mag ik u vragen om.. 

Je gebruikt iemands achternaam:

' mevrouw Jansen, mag ik u vragen om.. '

Je gebruikt nette en beleefde taal 

Goedemiddag in plaats van hoi

Informeel taalgebruik

Een gesprek met vrienden/ familie of bekenden 

- je spreekt met ' je' 

hoi, wil je Uno met mij spelen?

Er zijn niet veel regels over informeel taalgebruik 

 maar respectvol zijn is wel belangrijk 

Hallo, kom je gamen?

1. Formeel
2. Informeel

Goedemiddag, wilt u koffie?

1. Formeel
2. Informeel

Tips tijdens de toets

1. Lees ALTIJD !!!eerst rustig de vraag voordat je antwoord geeft.

2. Controleer je antwoord

3. Weet je iets niet? Kijk dan eerst naar de antwoorden die in ieder geval NIET kunnen ( soms helpt dat)

Klaar voor de toets!! 

morgen !!