‹Terug naar zoeken

I&S Unit 1 - Week 5 conflict - Markt > vraag

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesoverzicht
  • Terugblik
  • HW opdracht bespreken
  • Presentatie + aantekeningen maken
  • Verwerking
  • Afsluiting 


Slide 2 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past diverse strategieën toe om de betrokkenheid van alle leerlingen te garanderen. Door regelmatig het begrip van de lesstof te controleren en zo nodig de uitleg aan te passen, blijft de stof toegankelijk voor iedereen. Flexibele en heterogene differentiatie ondersteunt dit proces. Interactie in de klas wordt versterkt door het gebruik van thuistalen. Verder creëert de docent een contextrijke en inclusieve leeromgeving door (culturele) achtergronden in de lesstof te integreren. Door positief en proactief op leerlinggedrag te reageren, wordt het voor leerlingen makkelijker om gewenst gedrag te tonen en actief deel te nemen aan de les.


      Leerdoelen Les6
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een concrete markt en een abstracte markt;
  • Je kunt uitleggen dat de betalingsbereidheid verschillend is bij verschillende prijzen;
  • Je kunt de vraaglijn tekenen en de vraagfunctie opstellen;
  • Je kunt uitleggen welke factoren invloed hebben op de vraag.

Slide 3 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Terugblik kenmerken kapitalisme
  • Privébezit: 
  • Vrije markt:
  • Winststreven: 
  • Concurrentie: 
  • Beperkte rol van de overheid: 




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

    Begrippen uit deze les
  • Betalingsbereidheid
  • Vraag
  • Vraagfactoren
  • Vraagfunctie
  • Vraaglijn

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Abstracte- of concrete markt

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

abstracte markt
concrete markt

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaat het om een abstracte of een concrete markt? Sleep de voorbeelden naar het juiste vakje.
Abstracte markt
Concrete markt
De Jumbo supermarkt
De energiemarkt
Haagse markt
De kerstmarkt in Maastricht
De wereldmarkt voor graan

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betalingsbereidheid
Wat kopers maximaal voor een product willen of kunnen betalen 

 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vraaglijn

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagfunctie
De vraag naar een product bij verschillende prijzen kan je berekenen met de vraagfunctie.
De vraagfunctie is een formule die aangeeft wat de vraag naar een product is bij de verschillende prijzen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagfunctie
De vraagfunctie van een product geeft weer wat de gevraagde hoeveelheid is bij een bepaalde prijs.
Qv = -1,45p + 4000
(p in €, Qv in stuks)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagfunctie
Qv    = gevraagde hoeveelheid = hoeveel producten koopt men
P      = de prijs = wat is de prijs van het product

a       = hoe verandert de vraag op een verandering van de prijs
b       = dit deel is niet afhankelijk van de prijs (vb. wat de prijs ook is, brood                                                                                                   koop je altijd)
De formule van de vraagfunctie : Qv = -aP + b

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagfunctie berekenen
Vraagfunctie:     qv= -0,2p + 75. 
Als de prijs € 200 is, kan je berekenen hoeveel er verkocht wordt (de vraag)
probeer het eens in te vullen!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagfunctie berekenen
  • Vraagfunctie: qv= -0,2p + 75. 

  • De prijs (p) =  € 200                                   Qv     = (-0,2 x 200) + 75
  • Qv =  -40 + 75  
  • Qv = 35 

  • Dus bij een prijs van € 200 worden er 35 producten verkocht

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

teken de vraaglijn 1 Qv = – 1,45p + 4000 
Reken éérst de 0-punten uit – verdeel dan de assen – teken dan pas je lijn.
Als p = 0
Qv = – 1,45p + 4000
Qv = – 1,45 x 0 + 4000
Qv = 4000

Als Qv =0
0 = – 1,45p + 4000
1,45p = 4000
p = 2.759

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Vraagfunctie: qv = -0,4p + 50

Wat is de gevraagde hoeveelheid als de prijs € 100 is?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

qv = -0,4p + 50
qv = (-0,4 x 100) + 50
qv = -40 + 50
qv = 10
Vraagfunctie:
qv = -0,4p + 50
prijs = 100
qv = ?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschuiving 
langs de vraaglijn
Als de prijs wijzigt (en de rest blijft hetzelfde), dan zal de vraag veranderen. 

Een verschuiving LANGS de vraaglijn. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschuiving 
van de vraaglijn
Als het inkomen of de koopkracht wijzigt, verschuift de vraaglijn.

Een verschuiving VAN de vraaglijn. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
  • wat is een markt
  • wat is het verschil tussen een concrete en een abstracte markt 
  • hoe reken je met de vraagfunctie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bij een vraaglijn is er altijd een negatief verband. Hoe hoger de prijs, hoe minder mensen het product willen hebben.

De lijn loopt dus altijd naar beneden.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Y-as = de Prijs
X-as = de vraag
 
Ezelsbruggetje:
Van de vraaglijn kan je een V maken.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraaglijn
Als de prijs hoog is, wordt er minder gekocht.
Als de prijs laag is, wordt er meer gekocht.

De vraaglijn loop daardoor van boven naar beneden

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXTRA : Vraaglijn tekenen

Stappen om vraaglijn te tekenen:

1) Let er op dat de p-as verticaal en de q-as horizontaal getekend wordt.

2) Berekenen snijpunt met p-as: qv = 0  

Welke prijs hoort daar bij?

3) Berekenen snijpunt met q-as: p = 0

Welke hoeveelheid (q) hoort daar bij?


Hoe je stap 2 en 3 kan berekenen, zien we met de vraagfunctie

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 
Lees de theorie goed door en maak daarna de lesson vragen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een concrete markt en een abstracte markt?
A
Bij een concrete markt kun je onderhandelen en bij abstracte markt niet
B
Bij een abstracte markt zijn verkoper en koper op één plek bij elkaar en bij concrete markt niet
C
Bij een concrete markt zijn de kosten lager dan op een abstracte markt
D
Bij een concrete markt zijn de koper en verkoper op één plek bij elkaar en bij een abstracte markt niet.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een markt ?
A
Dat is bijvoorbeeld de markt in het centrum, met kaas, groente en fruit.
B
De vraag van consumenten naar producten of diensten
C
Het aanbod van goederen of diensten door bedrijven
D
Zowel antwoord B als C is goed

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Markt op zaterdag in de stad is een concrete markt?
A
Juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort markt is de Haagse Markt?
A
Abstracte markt
B
Concrete markt

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort markt is de Oliemarkt
A
Abstracte markt
B
Concrete markt

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraagfunctie: Qv = -10 x p + 100

Wat is Qv bij p = 0?
A
90
B
0
C
-10
D
100

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de gevraagde hoeveelheid bij een prijs van € 75,00 bij de volgende vraagfunctie: Qv = 5000 - 20P
A
1000
B
3500
C
6500
D
1500

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vraagfunctie kent een ... verband
A
positief
B
negatief

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de gevraagde hoeveelheid bij een prijs van € 5,00 bij de volgende vraagfunctie: Qv = 300 - 50P
A
100
B
250
C
550
D
50

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vraagfunctie is: Qv = -2p + 400
Hoeveel stuks worden er maximaal gekocht
A
0
B
400 : 2 = 200
C
400
D
150

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vraagfunctie is: Qv = -2p + 400
Hoeveel stuks worden er gekocht als de prijs € 0 is
A
0
B
400 : 2 = 200
C
400
D
150

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vraaglijn wordt gegeven door:
Qv = -2p + 500
Wat is de vraag bij p = 100?
A
Vraag = 700
B
Vraag = 500
C
Vraag = 300
D
Vraag is 200

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Wat? Aan de slag met de uitgedeelde werkbladen

Hoe? In tweetallen of alleen

Tijd? tot 11:40 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een concrete markt en een abstracte markt;

  • Je kunt uitleggen dat de betalingsbereidheid verschillend is bij verschillende prijzen;

  • Je kunt de vraaglijn tekenen en de vraagfunctie opstellen;

  • Je kunt uitleggen welke factoren invloed hebben op de vraag.

Slide 41 - Tekstslide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 

Welke markt is een voorbeeld van een concrete markt.
A
De Haagse Markt
B
Arbeidsmarkt
C
Woningmarkt
D
Valutamarkt

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betalingsbereidheid?
A
De prijs die vragers minimaal bereid zijn te betalen
B
De prijs die aanbieders minimaal voor hun product vragen
C
De prijs die vragers maximaal bereid zijn te betalen
D
De prijs die aanbieders maximaal bereid zijn te vragen voor hun product

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraagfactoren:
De factoren die van invloed zijn op de vraag naar een bepaald product.
Wat hoort hier niet bij?
A
De prijs van een product?
B
De hoeveelheid producten?
C
De hoogte van het inkomen?
D
De prijs van andere producten?

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vraaglijn wordt gegeven door:
Qv = -2p + 500
Wat is de vraag bij p = 100?
A
Vraag = 700
B
Vraag = 500
C
Vraag = 300
D
Vraag is 200

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meer lessen zoals deze

MYP les 6

- Les met 48 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

I&S Unit 1 - Week 5 conflict - Markt > vraag

- Les met 43 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

HAVO 2 par 3.1 LES 1 wat is de vraag

- Les met 37 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

HAVO 2 par 3.1 LES 1 wat is de vraag

- Les met 38 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

TKB2 par 3.1 LES 1 wat is de vraag

- Les met 22 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

3.1 Wat is de vraag?

- Les met 23 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

HAVO 2 par 3.1 LES 1 wat is de vraag

- Les met 28 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

3.1_Wat is de vraag?

- Les met 26 slides
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3