CH3 - 2K1 adverbs/adjectives + present perfect E

Missions:

1. I know how to form a grammatically correct sentence

2. I know where to put adverbs of frequency in a sentence

3. I know the difference between an adverb and an adjective.

4. Learn about the Present Perfect

Planning:
Irregular verbs!?!
  • HW check 
  • Check in 
  • Grammar notes?




1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Missions:

1. I know how to form a grammatically correct sentence

2. I know where to put adverbs of frequency in a sentence

3. I know the difference between an adverb and an adjective.

4. Learn about the Present Perfect

Planning:
Irregular verbs!?!
  • HW check 
  • Check in 
  • Grammar notes?




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Missions:

1. I know how to form a grammatically correct sentence

2. I know where to put adverbs of frequency in a sentence

3. I know the difference between an adverb and an adjective.

4. Learn about the present perfect. 

Planning:

  • HW check 
  • Check in 
  • Grammar notes?




timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





1. He didn't come home until past midnight
........ he had promised that he would be in by 9pm.
 
2. You need to come up with a subject to talk about, ..... the new Disney movie. 

3. You can say whatever you want, ...... you stay stay respectful.





  • 1. although
  • 2. for example
  • 3. as long as
Practice: linking words
as long as, although, first, but, however, for example

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WORD ORDER
adverbs + adjectives

Put in the correct order

1. he / to town / after breakfast / often / mrs Hodges / takes
2. always / at 9 am / out of the garage / in the morning / drives / his car / he
3. Saturday / we / new / on / the / city centre / went to / in / Hoofddorp 
4. a parking place / near the shops / they / find / rarely

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I understand sentence structure and linking words
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Missions:

1. I know how to form a grammatically correct sentence

2. I know where to put adverbs of frequency in a sentence

3. I know the difference between an adverb and an adjective

4. I can talk about a celebrity and TV show/series that I like and one I dislike. 
Planning:

  • HW check ex. 6cd, 7,  8, 12, 13, 15 p. 130 
  • Check in 
  • Grammar notes?
  • Do § E in your book p. 
  • Done? Do § D in pairs in your notebook! 




timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Notebook
Write these notes in your notebook!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order 
James used to watch television in his room at bedtime.
Wie            doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.
Who  -         does        -          what     -      where   -      when


Wanneer (de tijd) mag ook helemaal vooraan in de zin.
Dan leg je meer nadruk op de tijd. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Adjective - Bijvoegelijk naamwoord zegt iets over een zelfstandignaamwoord

Adverb - bijwoord zegt iets over een werkwoord
BIJWOORDEN(adverb)  van FREQUENTIE
  • Vóór het hoofdwerkwoord:
> School always starts at 8.30pm.
> I never sing in public.

  • MAAR na een vorm van to be: am, are, is, was, were:
> There is always something to see.
> His jokes are usually boring.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIJWOORDEN van FREQUENTIE
  • Als er 2 werkwoorden in de zin staan zet je het bijwoord na het 1e werkwoord 
     > I have always liked you.
              

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIJVOEGLIJK NAAMWOORDEN
(adjectives)
  • Zeggen iets over het zelfstandig naamwoord.
> He watched a funny movie.
> She wore a beautiful dress.

Deze woorden komen voor het zelfstandig naamwoord te staan
Tenzij het woord iets zegt over het onw. Dan komt het bvnw erna
> She looks amazing in that new dress.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Missions:

1. I know how to form a grammatically correct sentence

2. I know where to put adverbs of frequency in a sentence

3. I know the difference between an adverb and an adjective

4. I can talk about a celebrity and TV show/series that I like and one I dislike. 
Planning:

  • HW check ex. 6cd, 7,  8, 12, 13, 15 p. 130 
  • Check in 
  • Grammar notes?
  • Do § E in your book p. 
  • Done? Do § D in pairs in your notebook! 




timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect
Present perfect = v.t. + t.t.    
Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat:                                 
- iets in het verleden gestart is en het nog door gaat 
- iets in het verleden gebeurd is en invloed heeft op nu.                                                                             
                                                       have/has + ww+ed of 3e rijtje                                 

signaal woorden: FYNE JAS  > geven aan dat je deze regel moet gebruiken      
(For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since)                  
                                                                       
I/we/you/they
he/she/it

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies