Le pronom personnel

LE PRONOM PERSONNEL
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LE PRONOM PERSONNEL

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag ga ik jullie uitleg geven over het vervangen van:

* Le pronom personnel OBJET DIRECT (lijdend vw)
* Le pronom personnel OBJET INDIRECT (meew. vw)


Slide 2 - Tekstslide

Les objectifs d'aujourd'hui
Aan het einde van de les kan ik:
- Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp herkennen in een zin
- Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
- Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp toepassen in een zin

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Wat is een lijdend- en meewerkendvoorwerp?
Wat wordt er bedoeld met het ''vervangen'' van een persoonlijk voornaamwoord

Slide 4 - Open vraag

Pronom LIJDEND VW
We kunnen een lijdend vw in de zin vervangen door een pers.vnw
Kijk maar naar dit voorbeeld in het Nederlands:

Ik schrijf een brief aan mijn vader.
Lijdend vw vervangen: Ik schrijf het/hem aan mijn vader

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Je hebt de keuze uit de volgende woorden:
me               Il me voit                                 Hij ziet me
te                  Il te voit                                   Hij ziet jou
le / la / l'     Il le/la voit / Il l'achète       Hij ziet hem/haar/Hij koopt het
nous           Il nous voit                              Hij ziet ons
vous            Il vous voit                              Hij ziet jullie/u
les                Il les voit / Il les achète     Hij ziet hen / Hij koopt ze


Slide 6 - Tekstslide

Pronom MEEWERKEND VW
We kunnen een MEEWERKEND vw in de zin vervangen door een pers.vnw
Kijk maar naar dit voorbeeld in het Nederlands:

Ik schrijf een brief aan mijn vader.
Meew. vw vervangen: ik schrijf hem een brief

Slide 7 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Je hebt de keuze uit de volgende woorden:
me               Il me donne un cadeau            Hij geeft me een cadeau
te                  Il te donne un cadeau              Hij geeft jou een cadeau
le / la / l'     Il lui donne un cadeau              Hij geeft hem/haar een cadeau
nous           Il nous donne un cadeau         Hij geeft ons een cadeau
vous            Il vous donne un cadeau         Hij geeft jullie/u een cadeau
les                Il leur donne un cadeau           Hij geeft hen een cadeau


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Plaats van het pers vnw
Kijk naar de volgende zinnen:
Je lui donne un cadeau
je vais lui donner un cadeau

Slide 11 - Tekstslide

De plaats van het pronom
We plaatsen het PRONOM OBJET DIRECT (LV) / INDIRECT (MV)
vóór de persoonsvorm. Maar.....als er een heel werkwoord in de zin staat, dan plaatsen we het pronom vóór de infinitief.


Slide 12 - Tekstslide

Exemple
Exemple:
Je donne une fleur à ma mère
Je la donne à ma mère
 Je lui donne une fleur
 Je la lui donne

Slide 13 - Tekstslide

Exemple
Je vais donner une fleur à ma mère
Je vais la donner à ma mère
Je vais lui donner une fleur
Je vais la lui donner  

Slide 14 - Tekstslide

Tu vois tes amis?
vervang 'tes amis'
A
Tu le vois?
B
Tu la vois?
C
Tu les vois?
D
Tu l'a vois?

Slide 15 - Quizvraag

On vend la maison.
vervang 'la maison'
A
On la vend.
B
On le vend.
C
On les vend.
D
On vend la.

Slide 16 - Quizvraag

Elle étudie la carte routière.
vervang 'la carte routière'
A
Elle la étudie.
B
Elle l'étudie.
C
Elle le étudie.
D
Elle étudie le.

Slide 17 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp in deze zin door un pronom personnel:
Je donne le livre à mon frère.
A
Je donne le à mon frère
B
Je la donne à mon frère
C
Je lui donne à mon frère
D
Je le donne à mon frère

Slide 18 - Quizvraag

Vervang het meew.voorwerp door een pronom personnel: je donne le livre à mon frère.
A
je donne le livre à lui
B
je lui donne le livre
C
je la donne le livre
D
je le donne le livre

Slide 19 - Quizvraag

Tu laves la voiture?
vervang 'la voiture'

Slide 20 - Open vraag

Nous donnons ce souvenir à Bart.
vervang 'ce souvenir' (m)

Slide 21 - Open vraag

herschrijf de zin en vervang het lv:
J'ai regardé le film sur netflix.

Slide 22 - Open vraag

Il donne un cadeau à nous
vervang 'un cadeau' & 'à Nous'

Slide 23 - Open vraag

Il pose une question à moi
vervang 'une question' & 'à moi'

Slide 24 - Open vraag

Il écrit une lettre à Marie.
vervang 'une lettre' & 'à Marie'

Slide 25 - Open vraag

Heb jij de doelen behaald?
Aan het einde van de les kan ik:
- Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp herkennen in een zin
- Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
- Het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp toepassen in een zin

Slide 26 - Woordweb

Heb je nog vragen?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Et maintenant..
Maken opdr. 37 + 38

Slide 28 - Tekstslide