Je hebt de keuze uit de volgende woorden:
me Il me donne un cadeau Hij geeft me een cadeau
te Il te donne un cadeau Hij geeft jou een cadeau
le / la / l' Il lui donne un cadeau Hij geeft hem/haar een cadeau
nous Il nous donne un cadeau Hij geeft ons een cadeau
vous Il vous donne un cadeau Hij geeft jullie/u een cadeau
les Il leur donne un cadeau Hij geeft hen een cadeau