Oefentoets Log/poc/verp

Oefentoets Log/proc/verp
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
LogistiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets Log/proc/verp

Slide 1 - Tekstslide

Dinsdag 9 juli 2024
  • Hoe was je week?
  • Oefentoets Log/proc/verpak
  • Echte toets
  • Denk om de werkplekopdrachten, voortgangsmetingen
  • BBQ
  • 14:00 afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Producent
Fabrikant
Groothandel
Detailhandel
Consument

Slide 3 - Sleepvraag

Hoe gaat de goederenstroom?
A
van links naar rechts
B
van boven naar beneden
C
van beneden naar boven
D
van rechts naar links

Slide 4 - Quizvraag

Noem 3 logistieke stromen?

Slide 5 - Open vraag

Antwoord 3 logistieke stromen zijn:
  1. Goederenstroom
  2. Geldstroom
  3. Informatiestroom 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is Logistiek?

Slide 7 - Open vraag

Antwoord:
Logistiek omvat alle activiteiten die ervoor zorgen dat de juiste goederen, zoals grondstoffen en verpakkingsmaterialen:
- tegen verantwoorde kosten
- op de juiste tijd
- in de juiste hoeveelheid
- op de juiste kwaliteit
- op de juiste plaats aanwezig zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is werkelijke voorraad?
A
Voorraad die verzonnen is
B
De werkelijke voorraad Bestaat uit alle goederen die in het bedrijf aanwezig zijn.
C
is de voorraad die in het voorraadsysteem geregistreerd is
D
Ik denk dat Nico dit ook niet weet.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is Routing?

Slide 10 - Open vraag

Antwoord:
Routing is een ander woord voor de weg (route) die producten, personeel en administratieve gegevens binnen het bedrijf afleggen. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn interne transportmiddelen?

Slide 12 - Woordweb

Wat zijn externe tranportmiddelen?

Slide 13 - Woordweb

Noem de 3 R's

Slide 14 - Open vraag

Antwoord:

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een nadeel van teveel goederen bestellen?
A
Kost dat veel extra opslagruimte
B
Nee verkopen
C
Risico dat de producten bederven
D
Je moet te hard werken

Slide 16 - Quizvraag

Wat controleer je bij ontvangst van goederen?

Slide 17 - Open vraag

Antwoord:
- De temperatuur goed is
- De verpakking goed is
- De producten geen verschijnselen hebben van bederf of ziekte
- De THT-datum klopt
- De producten onbeschadigd en (indien van toepassing) volgroeid zijn
- De producten schoon en droog zijn
- De kleur en de geur van de producten goed zijn. 

Slide 18 - Tekstslide

Gesloten koelketen?
A
De koelcel is op slot
B
Koelkast deur dicht
C
Door duurzaamheid de kachel lager zetten
D
Van producent tot aan de consument gekoeld

Slide 19 - Quizvraag

Waar staat fifo voor?
A
first out first in
B
Wat als eerste erin gaat, gaat als eerste eruit.
C
first in first out
D
Is dat de vrouw van pipo

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kan je derving voorkomen?

Slide 21 - Open vraag

Antwoord:
- Geef producten steeds dezelfde plaats in de koeling. Zo kun je zien wat er aangevuld moet worden.
- Zorg voor een opgeruimde opslagruimte, waar alle goederen keurig zijn ingeruimd. Hierdoor wordt de ruimte overzichtelijker en zal er makkelijker geïnventariseerd kunnen worden.
- Werk altijd volgens een voorraadsysteem (bijvoorbeeld FIFO).
- Neem de voorraad regelmatig op. Hierdoor weet je precies wat de voorraad is.
- Let bij het opnemen van de voorraad ook op de kwaliteit ervan.
- Houd goed bij welke versproducten uit de vriezer komen. Deze producten mogen niet weer worden ingevroren.
- Wees alert op verdachte situaties en meld dat.
- zorg voor een beveiligde opslagruimte (zeker van waardevolle/dure producten).
Registreer nauwkeurig welke verspilling/waste je hebt.

Slide 22 - Tekstslide

Er zijn 8 vormen van verspilling, noem er 3:

Slide 23 - Open vraag

Antwoord:
  •  Overproductie
  • Wachten (intern)
  • Vervoer
  • Bewerking
  • Voorraad
  • Correctie en/of uitval
  • Onnodige bewegingen/handelingen
  • Talent

Slide 24 - Tekstslide

De 5S methode

Slide 25 - Woordweb

Antwoord

Slide 26 - Tekstslide

Vertel iets over relatieve luchtvochtigheid?

Slide 27 - Open vraag

Antwoord:
 De relatieve luchtvochtigheid (rv) geeft de verhouding aan tussen de werkelijke hoeveelheid waterdamp in de lucht en de maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht kan bevatten. Een waarde van 100% betekent dat de maximale hoeveelheid waterdamp is bereikt.

Slide 28 - Tekstslide

Welke 2 functies van verpakken ken jij
A
Technisch en Commercieel
B
Nuttig en onnuttig
C
Oud en nieuw
D
Groot en klein

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent TGT?

Slide 30 - Open vraag

Waar let je op bij een verpakking?
A
Ziet het pakje er netjes uit
B
geen kleurafwijking
C
geen lekke verpakking
D
zit alles netjes in een doos

Slide 31 - Quizvraag

Hoe werkt een vacuummachine?

Slide 32 - Open vraag

Antwoord:
De vacuummachine onttrekt de lucht aan de verpakking, daar na wordt de zak dicht geseald 

Slide 33 - Tekstslide

Keurmerken

Slide 34 - Woordweb

Antwoord:
  • Het beter leven keurmerk
  • Label Rouge
  • Scharrelkippenvlees/rundvlees/varkensvlees
  • Europees biologisch
  • Weidezuivel
  • Eko keurmerk

Slide 35 - Tekstslide

Voordelen papier en karton als verpakking?

Slide 36 - Open vraag

Antwoord:

  • Karon en papier bieden goede bescherming, hygiene en houdbaarheid van producten.
  • Karton en papier heeft een beperkte volume en gewicht.
  • Karton en papier voor weergave van marketing 

Slide 37 - Tekstslide

Welke regels zijn er voor opslag producten?

Slide 38 - Open vraag

Antwoord:

  • Producten op de juiste plek, soort bij soort.
  • Veiligheid: Producten moet je zo opslaan dat zij geen gevaar kunnen opleveren.
  • Producten niet te hoog opstapelen.
  • Let op geuroverdracht.
  • Temperatuur en luchtvochtigheid.
  • Schoonmaakmiddelen apart opslaan. 

Slide 39 - Tekstslide

Kwalitatieve controle ontvangst?
A
THT
B
Gewicht
C
Aantal
D
Kleur en structuur

Slide 40 - Quizvraag