Revision theme 3

Future tenses:
Wanneer gebruik je 'to be going to'?
A
Als je van plan bent iets te doen.
B
Als iets volgens vaste tijden verloopt.
C
Toekomstvoorspelling met bewijs.
D
In de nabije toekomst
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

Onderdelen in deze les

Future tenses:
Wanneer gebruik je 'to be going to'?
A
Als je van plan bent iets te doen.
B
Als iets volgens vaste tijden verloopt.
C
Toekomstvoorspelling met bewijs.
D
In de nabije toekomst

Slide 1 - Quizvraag

Future tenses:
Wanneer gebruik je 'will'?
A
Spontane beslissing, beloftes en dreigementen.
B
Als iets volgens een rooster verloopt.
C
Als je iets van plan bent.
D
Toekomstvoorspelling zonder bewijs.

Slide 2 - Quizvraag

Future tenses:
"Good evening Sir, ....... I take your coat?"
A
will
B
shall

Slide 3 - Quizvraag

Future tenses:
"So nice to see you again, I ........ call you later!"
A
am going to
B
will

Slide 4 - Quizvraag

Future tenses:
"It was Samira's birthday on Monday, so she ........... a party this weekend!"
A
will have
B
has
C
shall have
D
is going to have

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Er zit een belangrijk verschil tussen de past simple en de present perfect. Sleep de tijd naar de regel die erbij hoort.
Iets is in het verleden begonnen en het resultaat is nog steeds merkbaar.
Iets is in het verleden begonnen en afgerond. Het is helemaal klaar.
Iets is in het verleden begonnen en is nog steeds zo. Het is onveranderd.
Past simple
Present perfect
Present perfect

Slide 7 - Sleepvraag

Present perfect: She ____ an apple.
incorrect
eaten
ate
eat
has eaten

Slide 8 - Sleepvraag

I lived in Italy
I have lived in Italy
Present Perfect
Past Simple

Slide 9 - Sleepvraag

Sleep de signaalwoorden die horen bij de Present Perfect.
Signaalwoorden
Present Perfect
since
already
for
just
yet
never
ever
yesterday
last week
in 2019
last year

Slide 10 - Sleepvraag

John ... here for 3 years now.
A
lives
B
lived
C
have lived
D
has lived

Slide 11 - Quizvraag

I ... never ... on holiday.
A
has gone
B
went
C
have gone
D
go

Slide 12 - Quizvraag

We .... breakfast yet.
A
hasn't had
B
didn't have
C
haven't had
D
don't have

Slide 13 - Quizvraag

... you ... the new teacher?
(to meet)

Slide 14 - Open vraag

... dad ... the car?
(to wash)

Slide 15 - Open vraag

I ... the dog since this morning.
(not-to feed)

Slide 16 - Open vraag