VEI M4 1.3 Fotosynthese en verbranding 1.4 Glucose als brandstof

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welkom allemaal, fijn dat jullie er zijn!!!
Ga rustig op je plek zitten.
Leg vast boeken, pen en laptop (dicht) klaar op je tafel!

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk noteren
Week 37 in de laatste les af:
1.3 en 1.4

Slide 6 - Tekstslide

1.3 Fotosynthese en verbranding

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Leerdoelen 1.3 Fotosynthese en verbranding
  • Je kunt stoffen indelen in organische en anorganische stoffen.
  • Je kunt de processen van fotosynthese en verbranding bij organismen beschrijven.
  • Je kunt uit proefopstellingen met organismen in afgesloten ruimten afleiden hoe het gehalte aan zuurstof en koolstofdioxide in die ruimten verandert.

Slide 9 - Tekstslide

Een van de verschijnselen die levende organismen vertonen, is stofwisseling.
Wat is een voorbeeld van stofwisseling?
A
Groeien.
B
Bewegen.
C
Ademhalen.
D
Voortplanten.

Slide 10 - Quizvraag

Stofwisseling vindt plaats bij
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten
D
kransaders

Slide 11 - Quizvraag

Wat behoort NIET tot het levenskenmerk stofwisseling
A
Ademhalen
B
Uitscheiden
C
Voeden
D
Bewegen

Slide 12 - Quizvraag

Organische stoffen:
  • energierijk
  • Koolhydraten (glucose, zetmeel), vetten en eiwitten
  • Door organismen gevormd
Planten belangrijke voedingsbron voor mensen
Anorganische stoffen
  • zowel in de levenloze natuur als in organismen
  • weinig energie
  • mineralen, zuurstof, water, koolstofdioxide

Slide 13 - Tekstslide

Maak nu opdr. 22 blz. 20
timer
4:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Stofwisseling
  • Het omzetten van stoffen in andere stoffen.
  • Fotosynthese is een vorm van stofwisseling.
  • In alle organismen vindt stofwisseling plaats.

Slide 16 - Tekstslide

Fotosynthese

                   +                      -->                       +
Verbranding

                   +                      -->                       +
______________________________________________________
Bij fotosynthese is dit nodig:
Bij verbranding ontstaat dit:
Koolstofdioxide
Koolstofdioxide
Zuurstof
Zuurstof
Water
Water
Glucose
Glucose
licht
energie
energie
licht

Slide 17 - Sleepvraag

Verbranding
  • Niet alleen dieren doen aan verbranding. 
  • Planten, bacteriën en schimmels doen allemaal aan verbranding. 
  • Planten verbruiken dus ook glucose die ze zelf hebben gemaakt.


Slide 18 - Tekstslide

Licht:      fotosynthese én verbranding
Donker: alleen verbranding

Slide 19 - Tekstslide

Vraag, noteer je antwoord.
Vier planten worden onder verschillende omstandigheden weggezet.
Plant 1 staat in het licht bij een temperatuur van +20 °C.
Plant 2 staat in het licht bij een temperatuur van –20 °C.
Plant 3 staat in het donker bij een temperatuur van +20 °C.
Plant 4 staat in het donker bij een temperatuur van –20 °C.
In welke plant(en) kan fotosynthese plaatsvinden?











Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen 1.3 Fotosynthese en verbranding
  • Je kunt stoffen indelen in organische en anorganische stoffen.
  • Je kunt de processen van fotosynthese en verbranding bij organismen beschrijven.
  • Je kunt uit proefopstellingen met organismen in afgesloten ruimten afleiden hoe het gehalte aan zuurstof en koolstofdioxide in die ruimten verandert.

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van anorganische stoffen?
A
water, glucose, zetmeel
B
water, ijzer en magnesium
C
zetmeel, ijzer, magnesium en water
D
zonlicht, glucose, magnesium, water

Slide 22 - Quizvraag

Anorganische stoffen zijn
A
Energie rijk
B
Energie arm
C
Worden gevormd door fotosynthese
D
Zijn voedingsstoffen

Slide 23 - Quizvraag

organische stoffen
anorganische stoffen
koolhydraten  
vetten
eiwitten
water
mineralen
koolstofdioxide

Slide 24 - Sleepvraag

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = water + zuurstof
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 25 - Quizvraag

Verbranding kan bij
A
Planten
B
Planten, dieren
C
Planten, dieren, schimmels
D
Planten, dieren, schimmels en bacterien.

Slide 26 - Quizvraag

Welkom allemaal, fijn dat jullie er zijn!
  • Ga rustig op je eigen plek zitten.
  • Leg je boeken vast op je tafel.
  • Laptop (dicht) ook alvast klaarleggen op je tafel.

Slide 27 - Tekstslide

1.4 Glucose als grondstof

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4

  • Je kunt de assimilatie bij planten beschrijven
  • Wat is het doel van assimilatie?
  • Wat gebeurt er bij assimilatie?
  • Waar dienen de producten van assimilatie voor?
  • Gaat alle glucose naar assimilatie?

Slide 29 - Tekstslide

Assimilatie

Slide 30 - Tekstslide

6 Voedingsstoffen
  • eiwitten
  • koolhydraten (suikers, zetmeel)
  • vetten
  • mineralen 
  • vitaminen 
  • water 

Slide 31 - Tekstslide

Wat maken planten van glucose?
  • Glucose kan omgezet worden in andere koolhydraten (suikers)
  • Glucose kan worden omgezet in het koolhydraat zetmeel
  • Glucose kan worden omgezet in het koolhydraat cellulose
  • Glucose kan samen met nitraat (mineraal) worden omgezet in eiwitten
  • Glucose kan worden omgezet in vetten

  • Al deze omzettingen samen heet assimilatie
  • Assimilatieproducten: glucose en de organische stoffen die uit glucose zijn gevormd.

Slide 32 - Tekstslide

Wat kun je maken van glucose?
Glucose ontstaat bij fotosynthese, het is suiker. 

Wat doet een plant met deze suiker? Hier zie je op de afbeelding hiernaast.

Let op dat glucose wordt omgezet in drie verschillende koolhydraten. 

lees en leer de verschillende onderdelen goed!
Eiwitten
Een plant combineert glucose en nitraat om eiwitten te maken. Eiwitten worden gebruikt in het cytoplasma en opgeslagen in bijvoorbeeld zaden. 
Vetten
Worden opgeslagen in zaden. 
Suiker
wordt vervoert in water naar alle delen van de plant 
zetmeel
Wordt als reservestof opgeslagen in de verdikte delen van de plant. Zetmeel is een koolhydraat, die voor langere tijd kan worden opgeslagen
Cellulose
Hier worden de celwanden van planten mee gemaakt. Vooral in de houtvaten en vezels. Sommige planten hebben heel veel vezels zoals katoen, dat uit zoveel vezels bestaat dat mensen het gebruiken om kleding te maken. 

Slide 33 - Tekstslide

Functies (energierijke) stoffen uit glucose gemaakt
  • Brandstoffen: er wordt overdag meer glucose gemaakt dan verbrand, de rest wordt gebruikt voor assimilatie.

  • Veel stoffen die bij assimilatie ontstaan dienen als Bouwstoffen.

  • Wat overblijft van de organische stoffen wordt opgeslagen als Reservestoffen 

Slide 34 - Tekstslide

Functies assimilatieproducten
  • Glucose: brandstof 
  • Zetmeel: opslag in bladeren en wortels
  • Cellulose: opbouw van cellen
  • Eiwitten: maken cytoplasma, opslag in zaden
  • Vetten: opslag in zaden

Slide 35 - Tekstslide

De functies van assimilatieproducten
  • Als brandstof:  glucose
  • Als bouwstof:    eiwitten, cellulose
  • Als reservestof:  zetmeel, suiker, vetten
  • Als beschermende stof:  vitaminen

Slide 36 - Tekstslide

Glucose
A
Organisch
B
Anorganisch

Slide 37 - Quizvraag

Wat is glucose?
A
Glucose is een brandstof dat afkomstig is van planten door fotosynthese
B
Glucose is een vorm van vet en dient als brandstof

Slide 38 - Quizvraag

glucose is een ...
A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit
D
voedingsvezel

Slide 39 - Quizvraag

De glucose die geproduceerd wordt bij de fotosynthse wordt door planten vervolgens omgezet in: 
Dit heet voortgezette assimilatie, deze stoffen vind je bij planten vooral in de:
Zaden
Knollen en wortels
Celwanden, hout- en bastvaten
Cellulose
Eiwitten
Vetten
Zetmeel

Slide 40 - Sleepvraag

Leerdoelen 1.3 Fotosynthese en verbranding
  • Je kunt stoffen indelen in organische en anorganische stoffen.
  • Je kunt de processen van fotosynthese en verbranding bij organismen beschrijven.
  • Je kunt uit proefopstellingen met organismen in afgesloten ruimten afleiden hoe het gehalte aan zuurstof en koolstofdioxide in die ruimten verandert.

Slide 41 - Tekstslide