B2A Nederlands Lezen blok 4

Lezen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Lezen Blok 4 
Bladzijde 181 tot en met 189

Succes!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is belangrijker in een tekst?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 3 - Quizvraag

hoofdzaken of bijzaken?

' Ik ben een smombie (smartphonezombie) en velen met mij.'
A
hoofdzaken
B
bijzaken

Slide 4 - Quizvraag

Feiten en jaartallen zijn vaak hoofdzaken
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Wat niet zo belangrijk is, zijn de:
A
hoofdzaken
B
bijzaken

Slide 6 - Quizvraag

Hoofdzaken of bijzaken?

' En ineens bevond ik me in een aanhangwagen achter een stilstaande auto'.
A
hoofdzaken
B
bijzaken

Slide 7 - Quizvraag

HOOFDZAKEN
- wat belangrijk is in een tekst
- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea
- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 8 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdzaken is het belangrijkste uit een tekst. Bijzaken zijn vaak:
A
Zaken die niets met de hoofdzaak te maken hebben.
B
voorbeelden of uitleg.
C
even belangrijk als de hoofdzaken

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken zijn de belangrijkste zaken in een tekst.
Bijzaken zijn minder belangrijk.

Zonder de bijzaken begrijp je nog steeds goed waar de tekst over gaat.

Tip! Als je een samenvatting maakt, schrijf je alleen de hoofdzaken op!

Slide 11 - Tekstslide

Wat vertel je als je kort wil vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 12 - Quizvraag

De belangrijkste informatie in een tekst noem je:
A
de inleiding
B
hoofdzaken
C
het slot
D
bijzaken

Slide 13 - Quizvraag

SAMENVATTEN
- een samenvatting is een zelfgemaakte, korte weergave van de belangrijkste dingen (de hoofdzaken) uit een tekst

- verwerk hoofdzaken in de samenvatting, laat bijzaken weg
- formuleer de samenvatting in je eigen woorden

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat

Slide 15 - Quizvraag

Citeren is
A
Het antwoorden in eigen woorden
B
Het samenvatten van een alinea
C
Het overnemen van een tekstgedeelte
D
Het samenvatten van de hele tekst.

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is een splitsbaar werkwoord?
A
achtervolgen
B
samenvatten
C
mislukken
D
bedenken

Slide 17 - Quizvraag


Samenvatten
Gebruik bij moeilijke woorden je stappenplan moeilijke-woorden! 

Slide 18 - Tekstslide

Onderwerp en deelonderwerpen

Onderwerp van een tekst:

kun je samenvatten in een paar woorden.


Een goede tekst bestaat uit 3 delen:

Inleiding

middenstuk

slot

Slide 19 - Tekstslide

Voordat ik een tekst ga lezen, ga ik als eerste
A
onduidelijkheden ophelderen
B
vragen stellen
C
voorspellen
D
samenvatten

Slide 20 - Quizvraag

Samenvatten

Inleiding:  aanleiding, voorbeeld, kort verhaaltje, vraag, mening

Middenstuk (kern): zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben

Slot: hoofdgedachte, advies, conclusie, samenvatting, vraag beantwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Andere belangrijke begrippen
- Onderwerp: zo kort mogelijk de tekst samenvatten (één woord of een paar woorden)
- Hoofdgedachte: de tekst samenvatten in één zin (markeer de belangrijkste zinnen en vorm die samen tot één zin)
- Titel: naam van de tekst
- Tussenkopjes: minititels boven alinea's
- Deelonderwerp: onderwerp van een deel van de tekst

Slide 22 - Tekstslide

Wat kan een schrijver NIET in het slot doen?
A
de belangrijkste informatie uit de tekst kort samenvatten
B
een vraag over het onderwerp stellen
C
een aanbeveling doen
D
een conclusie trekken

Slide 23 - Quizvraag

KERNZINNEN

- iedere alinea heeft een kernzin


- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea



Slide 24 - Tekstslide

Waar vind je in een tekst een kernzin vaak?

Slide 25 - Open vraag

Wat is een kernzin?
A
De kernzin staat altijd onderaan de tekst
B
In de kernzin staat de belangrijkste informatie uit een alinea
C
In de kernzin staat het belangrijkste uit de hele tekst
D
De kernzin is de zin in het midden van een tekst. Daarom heet het ook KERNZIN...

Slide 26 - Quizvraag

Een kernzin bevat alleen maar bijzaken
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een kernzin en een hoofdgedachte?
A
De hoofdgedachte staat in elke alinea en de kernzin niet.
B
Er is maar één kernzin per tekst.
C
De kernzin is de samenvatting van de tekst in één zin.
D
Je hebt in elke alinea een kernzin. Een hoofdgedachte heb je 1 per tekst.

Slide 28 - Quizvraag

KERNZINNEN
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

Slide 29 - Tekstslide

Wat staat er vaak in een kernzin?
A
Een bijzaak
B
Een samenvatting
C
Een hoofdzaak
D
Een tussenkopje

Slide 30 - Quizvraag

Einde van deze les
Goed gewerkt! 
De docent (MST) kan zien of je deze opdracht hebt gemaakt dus je hoeft verder niets in te leveren.
Als je nog vragen hebt....Laat het weten!

Slide 31 - Tekstslide