Les 6 Grammatica zinsdelen

woordenschat
tegenstellingen 
woordenschat oefening
Je leert over het lijdend voorwerp 
Theorie doornemen
Controle vragen 

Nederlands
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen
Wat heb je geleerd?
Volgende keer: grammatica woordsoorten
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

woordenschat
tegenstellingen 
woordenschat oefening
Je leert over het lijdend voorwerp 
Theorie doornemen
Controle vragen 

Nederlands
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen
Wat heb je geleerd?
Volgende keer: grammatica woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

welke nieuwe woorden heb je geleerd?

Slide 2 - Woordweb

Hoe kan een tegenstelling jou helpen om de betekenis van woord te weten?

Slide 3 - Open vraag

faciliteiten
A
meerdere gebouwen
B
grote voorbeelden
C
voorzieningen

Slide 4 - Quizvraag

asymmetrisch
A
niet met dezelfde vorm
B
iets met wiskunde
C
spiegelbeeld

Slide 5 - Quizvraag

irrelevante
A
onbelanglijk
B
afzonderlijk
C
ideale

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent de uitdrukking:
zonder kop of staart:

Slide 7 - Open vraag

Grammatica zinsdelen
blz 118

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend Voorwerp

Slide 9 - Tekstslide

3

Slide 10 - Video

00:42
Wat is het stappenplan voor zinsontleding?

Slide 11 - Open vraag

02:15
Afgelopen wedstrijd heeft de scheidsrechter aan onze aanvoerder een rode kaart gegeven

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?



Slide 12 - Open vraag

04:46
Ik weet hoe ik het lijdend voorwerp kan vinden
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag


Wat is het lijdend voorwerp?
'Maaike is door twee klasgenoten gepest via Whats-app.'

A
twee klasgenoten
B
Maaike
C
gepest
D
Whats-app

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 18 - Open vraag

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde
C
persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
D
onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen 

Slide 20 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 21 - Open vraag

Volgende keer:
Grammatica woordsoorten

Slide 22 - Tekstslide

woordenschat
tegenstellingen 
woordenschat oefening
Je leert over het lijdend voorwerp 
Theorie doornemen
Controle vragen 

Nederlands
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen
Wat heb je geleerd?
Volgende keer: grammatica woordsoorten

Slide 23 - Tekstslide