Leereenheid 14B les 5

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waar staat de SES/PES voor?

(Hulpmiddel om de begeleidingsbehoefte te omschrijven.)
A
Probleem/Situatie, Etiologie (oorzaak), Symbolen
B
Probleem/Situatie, Etiologie (waarom), Symptomen
C
Probleem, Ernst van het probleem, Symptomen
D
Situatie/Probleem, Etiologie (oorzaak), Symptomen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is volgens jou een begeleidingsdoel?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Een begeleidingsdoel volgens de SMART-formule:
Schrijf je in één zin. De SMART gebruik je alleen om te checken of je doel goed is. 

Voorbeeld: 
Kind C heeft over drie weken twee activiteiten gedaan waarbij hij is voorbereid op de komst van een broertje of zusje. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wel of geen goed SMART-doel? 

Slide 17 - Tekstslide

Over een week kan het kind beter samenspelen door verschillende activiteiten te doen.

Slide 18 - Open vraag

Over drie weken heeft kind C drie activiteiten gedaan waarbij hij met minstens 2 andere kinderen contact heeft gemaakt.

Slide 19 - Open vraag

Kind F heeft over drie weken twee activiteiten gedaan waarbij hij sneller heeft geleerd om te concentreren.

Slide 20 - Open vraag

Kind F heeft over drie weken twee activiteiten gedaan die zijn concentratie stimuleren.

Slide 21 - Open vraag

Situatie en een passend doel
S: Kind C maakt geen contact met andere kinderen en de andere kinderen op de groep van zijn leeftijd doen dit wel. De leidsters denken dat hij een taalachterstand heeft. In de observatie zag ik dat hij alleen communiceert door gebaren en door huilen en niet door woorden. 
E: Het kind wordt tweetalig opgevoed en loopt misschien daardoor wat achter in de taal. De leidsters spreken ook bijna geen Nederlands tegen hem.
S: Het kind huilt wanneer hij contact maakt en geen reactie krijgt. Hij gebruikt maar een paar Nederlandse woorden en vooral Engelse woorden. Hij reageert niet op vragen van de leidster. 

Wat zou een goed begeleidingsdoel zijn? 

Slide 22 - Tekstslide

Waar ga jij nu mee aan de slag?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide