Herhaling theorie verwijswoorden
In Formuleren H4 heb je geleerd dat je met verwijswoorden verwijst naar een woord dat al eerder is genoemd.
Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het geslacht van het woord waarnaar je verwijst.
Naar zelfstandige naamwoorden verwijs je met: en:
in het enkelvoud, mannelijk hij, hem, zijn deze en die
in het enkelvoud, vrouwelijk zij, ze, haar deze en die
in het enkelvoud, onzijdig het, zijn dit en dat
in het meervoud zij, ze, hen, hun deze en die