Werkwoordelijk gezegde
1 / 12
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De roeiboot was een onderdeel van een schip.
De roeiboot was een onderdeel van een schip.
Slide 4 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De hond at een koekje.
De hond at een koekje.
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De tamme parkiet is door de kamer gevlogen.
De tamme parkiet is door de kamer gevlogen.
Slide 7 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De vogel wil vrij kunnen vliegen.
De vogel wil vrij kunnen vliegen.
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 11 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Dat jonge kindje kan al goed lopen.
Dat jonge kindje kan al goed lopen.
