grammatica - pv en wwg

Grammatica - pv en wwg
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica - pv en wwg

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • welkom
  • doelen 
  • dictee
  • instructie werkwoordelijk gezegde
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les

- Kun je de persoonsvorm in een zin aanwijzen.
- Kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)
Elke zin heeft een pv. Pv is een vorm van het werkwoord en geeft belangrijke informatie over wat er gebeurt. 

Pv vinden?              Zin in een andere tijd zetten! 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De roeiboot was een onderdeel van een schip.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De hond at een koekje.

Slide 6 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin, dus ook de persoonsvorm.
werkwoordelijk gezegde = pv + alle werkwoorden. 

werkwoordsvormen:
persoonsvorm
voltooid deelwoord
hele werkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De tamme parkiet is door de kamer gevlogen.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
De vogel wil vrij kunnen vliegen.

Slide 9 - Open vraag

Aan het werk
Wat?                    Opdracht 1 t/m 7A. Daarna werk je op je eigen  
                              niveau verder. 
Hoe?                   Zelfstandig, in stilte
Hulp?                  Vraag je docent
Tijd?                     Ca. 25 minuten
Uitkomst?         Kritisch nakijken. 
Huiswerk?         Opdr. 1 t/m 5

Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie
Je kunt de persoonsvorm in een zin aanwijzen. 
Je kan het werkwoordelijk gezegde in de zin benoemen. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Dat jonge kindje kan al goed lopen.

Slide 13 - Open vraag