u1ka/u1kb Herhaling ow en wg (dinsdag 4 okt)

Welkom 1k
  • Ga vast zitten volgens
    de  plattegrond.
  • Pak je boek alvast.
  • Doe je schrift open, zodat
    ik het huiswerk kan zien.

Vraag van de dag:
'Waar kijk je in oktober het meest naar uit?'
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1k
  • Ga vast zitten volgens
    de  plattegrond.
  • Pak je boek alvast.
  • Doe je schrift open, zodat
    ik het huiswerk kan zien.

Vraag van de dag:
'Waar kijk je in oktober het meest naar uit?'

Slide 1 - Tekstslide

1. Terugkijken op het onderwerp
- even kort herhalen en oefenen. 
2. Het huiswerk bespreken
(H5 §4 Opdracht 4 t/m 7). 
3. Het werkwoordelijk gezegde (§6) oefenen.
4. Tijd over voor huiswerk.
5. Vragen stellen en het SO inzien.
In deze les gaan we

Slide 2 - Tekstslide

Verander de volgende zin van tijd. Wat is de persoonsvorm en wat is het onderwerp?
'Deze week moet de container weer buiten worden gezet.'

Slide 3 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Mijn hond kan sneller rennen dan mijn kat.

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp (ow)
= vaak een persoon die iets doet.
Je vindt het onderwerp in twee stappen:
1. Vind de persoonsvorm (pv) ben
2. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm
Wie is geweest? Ik

Ik ben dit weekend elke avond de stad in geweest.

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
= alle werkwoorden in de zin.
Dus alle woorden die je kunt doen en die je kunt vervoegen.
'Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin gebeurt.'

'Volgende week vrijdag wil ik met jou gaan hardlopen.'

Slide 7 - Tekstslide


Het huiswerk

(H5 §6 Opdracht 1 t/m 4)
Het werkwoordelijk gezegde vinden.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

  • Mijn vader werkt bij een marketingbureau.
  • Mijn vader heeft bij een marketingbureau gewerkt.
  • Mijn vader werkte jarenlang met een gebroken been bij een marketingbureau.
Kan het werkwoordelijk gezegde ook uit één werkwoord bestaan?

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?Mijn beppe gaat elke maandag om 22:00 uur wandelen.
A
Mijn beppe
B
gaat
C
gaat wandelen
D
wandelen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Mijn beppe gaat elke maandag om 22:00 uur wandelen.
A
Mijn beppe
B
gaat
C
gaat wandelen
D
wandelen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Na een lange werkdag ga ik altijd op de bank liggen.
A
ik
B
ga
C
liggen
D
ga liggen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Na een lange werkdag ga ik altijd op de bank liggen.
A
ik
B
ga
C
liggen
D
ga liggen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb mijn rijbewijs pas na vier pogingen gehaald.

Slide 15 - Open vraag

Even oefenen
H5 Grammatica Woordsoorten
§6: Werkwoordelijk gezegde
Bladzijde 208-209

Opdracht 1 t/m 4

huiswerk voor woensdag!
timer
5:00
waar?
wat?
voor wanneer?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin en hoe heb je die gevonden?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Mijn tante heeft dit weekend een dochter gekregen.

Slide 19 - Open vraag

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu:

- Wat het werkwoordelijk gezegde (wg) is.
- Uit hoe veel werkwoorden een werkwoordelijk gezegde kan bestaan.

Slide 20 - Tekstslide