Gedragswetenschappen les 7+8+9

Gedragswetenschappen les 7+8+9
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Gedragswetenschappen les 7+8+9

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

motiverende gespreksvoering
Verandertaal en weerstand

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les doelen

Theorie motivatie + motiverende gespreksvoering ( oplossend)
theorie verandertaal + oefening
Weerstand ervaringsoefening

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnose-receptmodel

- Inhoudelijk advies
- Gesloten gespreksvorm
- Medisch/ directief model
- Werkt goed in spoed/noodsituaties 
Vraag jezelf af: ben ik deskundig genoeg?




Participatiemodel

-  advies sluit aan bij de client
- Samenwerkingsmodel
- Inbreng van de Cliënt staat centraal
- Stappenplan
- Centrale vraag: wat vindt de cliënt belangrijk? motivatie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 fasen
Het participatiemodel kent twee fasen:

  • exploratieve fase
  • probleemoplossende fase.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fasen participatiemodel 2 fases 
Fase A: Exploratieve fase
Exploreren= verkennen/ onderzoeken

Je onderzoekt met vragen de situatie of het probleem van de cliënt:
- Hoe is de situatie?
- Wat heeft de client tot nu toe aan het probleem gedaan?
- Wat heeft dat opgeleverd?
- Wie spelen allemaal een rol bij dit probleem?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

fase B: Probleemoplossende fase
Hier ga je samen met de cliënt de mogelijke oplossingen na.
Je kan suggesties geven en vragen wat de cliënt ervan vindt, maar de verantwoordelijkheid ligt bij de cliënt.

Als de cliënt zelf met een oplossing komt is de kans op weerstand veel kleiner. En vergroot het de kans op succes.
het komt dan van de client zelf ( motivatie)

Slide 7 - Tekstslide

Norman Maier was een Amerikaans psycholoog die de communicatie bestudeerde tussen mensen en hoe mensen op boodschappen reageren.
E= K x A
Effect= kwaliteit x acceptatie
Valkuilen voor client + begeleider
  • Cliënt wil te snel naar de oplossing
  • - De cliënt vertel1 niet alle feiten
  • - Het probleem wordt te complex (Vraag goed door, kom tot de kern van het probleem)
  • - Maak er geen verhoor van
  • - Luister goed en let op non-verbaal gedrag
Het is belangrijk om je doel duidelijk te hebben en je te houden aan de fases in een gesprek! ( H2.1 + 2.3 gespreksdoelen + structuur gesprek)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:27
Is deze aanpak motiverend?
Ja
Nee

Slide 11 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

00:43
Is deze aanpak motiverend?
Ja
Nee

Slide 12 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

motivatie
Motivatie is afhankelijk van drie zaken, namelijk:

Willen: je ziet de noodzaak of de voordelen van de verandering in.
Kunnen: je vertrouwt erop dat je je gedrag kunt veranderen.
Aanpassingsvermogen, Er klaar voor zijn: je wilt je gedrag echt veranderen en bent bereid ervoor te gaan. Ook als dit betekent dat je bepaalde zaken niet meer kunt doen. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie
Soms kom je tijdens je werk een cliënt tegen die meer kan dan dat hij zelf doet of wil doen. Jij kunt dan proberen ervoor te zorgen dat de cliënt gemotiveerd raakt om zichzelf wat meer uit te dagen. 
Dit gebeurt natuurlijk niet zomaar. 
De cliënt moet eerst zelf gaan inzien dat die
zijn gedrag kan veranderen. 
Hij moet dit ook echt zelf willen. 
Jij kunt hem hierbij helpen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beïnvloeding gedrag
Wat mensen belangrijk vinden, de manier waarop ze de voor-en nadelen van hun gedrag zien, is heel persoonlijk . 

Vraag:  hoe kun  je hier in een gespreken mee om kan gaan. Hoe zou je iemand kunnen motiveren om wel te stoppen met roken?


Een belangrijk ding hierbij is dat je probeert uit te vinden hoe de beslissingsweegschaal eruit ziet.


Wat vinden mensen belangrijk? Geef voorbeelden hiervan: 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt wel veranderen, maar eigenlijk ook weer niet.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weegschaal
  • De ambivalentie als een beslissingsweegschaal
  • De tegenstrijdige gevoelens kun je zien als een weegschaal
  • Aan de ene kant staan de voor-en nadelen van de huidige situatie
  • Aan de andere kant staan de voor-en nadelen van de toekomstige situatie
  • Als de schaal doorslaat naar de huidige 
       situatie gebeurt er niks.



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Bij ambivalentie wikken en wegen mensen de voors en tegens tegen elkaar af. 
Ambivalentie betekent
A
ja maar zeggen
B
gedrag willen veranderen
C
niet open staan voor verandering
D
tegenstrijdige gevoelens

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Motiverende gespreksvoering
FASE 1: 
Ambivalentie (twijfel) ''wil wel maar weet het niet''
Vergroten Intrinsieke motivatie

FASE 2:
Betrokkenheid vergroten gedragsverandering + bijbehorend plan,
Je geeft aan dat je wilt stoppen met uitstelgedrag. Hoe zorg je ervoor dat dit lukt?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandertaal
  • Het hardop uitspreken van je wensen en behoeften maakt het makkelijker om te veranderen
  • Hoe vaker je zegt dat je iets wilt veranderen, hoe groter je intrinsieke motivatie is om het daadwerkelijk te doen
  • Tijdens motiverende gespreksvoering leg je vooral de nadruk om de uitspraken die pleiten vóór de verandering. Dat is verandertaal

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verandertaal in het kort
  • Het grotere doel benoemen
  •  Voordelen benoemen
  • Eigen capaciteit benoemen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het grotere doel benoemen
Je lokt verandertaal uit door de ander zijn grotere doel te laten benoemen. Vragen die je kunt stellen zijn:
  1. “Wat wilt u bereiken?” 
  2. “Wat levert het je op?” 
  3. “Hoe ziet dat eruit?”
  4. “Wat is daarbij voor jou belangrijk?” 
  5. “Wat is uiteindelijk je doel?”

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen benoemen
Als de ander het doel duidelijk heeft, zorg je ervoor dat hij zo veel mogelijk voordelen benoemt van de gewenste situatie. Als je steeds positieve kanten benoemt, geloof je steeds meer dat de verandering ook echt mogelijk is. 

Als de cliënt zichzelf dus steeds positief hoort praten over de verandering wordt zijn intrinsieke motivatie vergroot.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Fase 2
  • De zorgvrager heeft genoeg motivatie
  • In deze fase richt je je op de betrokkenheid van de cliënt bij de gedragsverandering en het plan om deze te bereiken 
  • Je stelt vragen over hoe hij zijn doel wil bereiken en laat merken dat je hem graag wilt helpen
  • Je stelt vooral vragen: 'Hoe ga je ervoor zorgen dat het lukt?' en 'Wat heb je van mij nodig?'

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandertaal uitlokken in fase 2
Als de cliënt gelooft dat het haalbaar is om zijn doel te bereiken vraag je door naar de capaciteiten die hij heeft om het ook echt te doen

  • 'Welke stappen moeten er gezet worden?' 
  • 'Waar ben je goed in en hoe kun je dat gebruiken?'
  • 'Wanneer heb je eerder met een lastige situatie te maken gehad en hoe heb je dat toen aangepakt?' 
  • 'Wat zou je nu, op dit moment,  kunnen doen?'

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Als ik een goede planning maak hou ik mij er alsnog niet aan' (redenen)

Waar valt dit onder?
A
Verandertaal
B
Behoudtaal
C
bezwaartaal

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Ik baal ervan dat ik hier elke keer tegenaan loop, ik wil er nu echt eens vanaf'

Waar valt dit onder?
A
Verandertaal
B
Behoudtaal

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke gesprekstechnieken
Open vragen
Reflectief luisteren
Bevestigen
Samenvatten
Verandertaal uitlokken


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

OMA; Oordeel, Mening, Aannames/adviezen
ANNA: Altijd navragen, nooit aannemen
OEN: Open, Eerlijk nieuwsgierig
LSD: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen
VAAK: Verwachtingen, Afspreken, Aanspreken en Kalibreren.

Oefenen opdracht; motiverende gespreksvoering
Uitnodigen tot verandertaal In tweetallen: 

Welke verandering ben je aan het overwegen (en waar ben je ambivalent over?) Ga met elkaar in gesprek, geef geen advies en stel elkaar  de volgende vragen: 
1. Wat zou je willen veranderen ?
2. Hoe zou je dit kunnen veranderen ?
3. Welke drie redenen heb je om te veranderen ?
4. Hoe belangrijk is dit voor jou? (op een schaal van 1-10, wat maakt dat je x zegt en niet y (lager getal) 
5. Geef een korte samenvatting en vraag: ‘wat denk je dat je gaat doen?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
Het kan voorkomen dat je tijdens het gesprek te maken krijgt met weerstand. Dat betekent dat iemand een gevoel van afkeer ervaart. Je herkent deze weerstand bij de cliënt door de bezwaartaal die hij gebruikt.

Op die weerstand moet je doorvragen en reflectief luisteren. Weerstand moet je proberen te overwinnen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerstand
Bezwaartaal:

Ik wil wel, maar toch ook niet, ik kan het toch niet (ambivalentie)

1e Fase, probeer bezwaartaal te verminderen en verandertaal te vergroten.
( wat is het doel, voordelen benoemen, capaciteiten vergroten)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

weerstand opdracht
"zonder tegenwind, kan een vliegtuig niet opstijgen".
Weerstand is er eigenlijk altijd, in verschillende vormen.

Weerstand is vaak belemmerend en verlammend. Er hangen persoonlijke overtuigingen aan die de weerstand meer kracht geven. Maar net als het vliegtuig, je kunt er niet omheen, maar wel doorheen. Dat gaan we ook doen met de volgende opdracht

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

weerstand opdracht
Stap 1: schrijf jouw ( persoonlijke) doel op het stuk papier
Stap 2: Bedenk de belemmerende factoren die jouw in de weg zitten om je doel te bereiken.

We gaan letterlijk de weerstand voelen.
hiervoor hebben we een supportive group, veiligheid, motivatie en doorzettingsvermogen voor nodig.

Slide 39 - Tekstslide

tijdens de oefening

Voel de weerstand,
kijk naar je doel,
focus je op je doel, niet aan wat je tegenhoudt
focus op je adem

Reflectie vragen
  • Hoe voelde het dat de weerstand fysiek aan je trok?
  • Wat voor gedachtes kwamen er omhoog?
  • Wat hielp je tijdens de oefening?
  • hoe hield je het vol?
  • Wat heb je van de oefening geleerd?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectief luisteren
 Het is vaak lastig voor mensen om precies te zeggen wat ze bedoelen. 
Door reflectief luisteren geef jij woorden aan wat de ander probeert te zeggen. Bijvoorbeeld:

Cliënt: 'Ik zie het gewoon allemaal niet meer zitten, al die veranderingen, ik houd het niet meer vol...'
Jij: 'De veranderingen gaan u te snel, u kunt het niet meer bijhouden...'. Of: 'U wilt graag dat alles bij het oude blijft.'

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies