5H P1 2324

Welkom terug!!!
Uitleg werkwijzer Periode 1 -> Zet direct je naam erop en neem de werkwijzer iedere les mee!
Jaarplanning
Literatuur -> klassikaal en individueel boek 
Tip: Zoek je literatuurdossier van jaar 4 op en houd je digitale bestand goed bij (af en toe mailen naar jezelf)
Vandaag Bint én boek naar keuze bestellen/lenen! 
Tip: zie www.boekwinkeltjes.nl of Marktplaats 
Literaire opdracht
Spreekvaardigheid -> probleemoplossende discussie

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom terug!!!
Uitleg werkwijzer Periode 1 -> Zet direct je naam erop en neem de werkwijzer iedere les mee!
Jaarplanning
Literatuur -> klassikaal en individueel boek 
Tip: Zoek je literatuurdossier van jaar 4 op en houd je digitale bestand goed bij (af en toe mailen naar jezelf)
Vandaag Bint én boek naar keuze bestellen/lenen! 
Tip: zie www.boekwinkeltjes.nl of Marktplaats 
Literaire opdracht
Spreekvaardigheid -> probleemoplossende discussie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Literatuur in P1 lees je twee boeken
Klassikaal: Bint - Bordewijk
Bint (1934) is de verbeelding van de schooldictatuur in de persoon van directeur Bint, die een ijzeren, bijna sadistische discipline eist. Door dat strenge regime zijn tal van conflicten met ouders en een wethouder ontstaan, waardoor de school al sinds drie jaar geen nieuwe leerlingen meer heeft. Er zijn nog maar vier vierde en drie vijfde klassen over; nog twee jaar en de school zal uitgestorven zijn. Er komt een nieuwe leraar, als invaller: De Bree. Deze leert het systeem al op zijn eerste schooldag kennen in de confrontatie met klas 4D, bijgenaamd 'de hel'.
(Zie Vlogboek vanaf minuut 1.45)

Individuele keuze -> tip: lees een moderne schoolroman (zie adviezen volgende pagina's)

'Dat is precies wat een vergelijking tussen de lerarenromans van vroeger en die van nu ook zo mooi kan illustreren: daar waar in die andere bekende lerarenroman, De gelukkig klas (1926) van Theo Thijssen, de opstandige leerling Fok Goosens getemd moet worden en het in Bint gaat om het temmen van een schoolklas, zijn in recente schoolromans de leerlingen én de klas, soms letterlijk, geheel verdwenen. De enige die daar getemd wordt, is de leraar.'

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Red ons, Maria Montanelli - Herman Koch
De hoofdpersoon zonder naam vertelt het verhaal van 'de zwakbegaafde jongen' Jan Wildschut, die in zijn klas op het Maria Montanelli Lyceum wordt geplaatst, en 'hoe de zwakbegaafde jongen op onze school de dood heeft gevonden'.

Doordat dit al op de tweede bladzijde wordt verteld, ontstaat de spanning dat je wilt weten wat 
er precies is gebeurd. In deze geschiedenis komt alle frustratie van de hoofdpersoon over zijn 
vader, over de bekakte buurt waarin hij woont en over de schijnheiligheid van zijn 
idealistische school, naar buiten.

Slide 6 - Tekstslide

Hajar en Daan - Robert Anker   
'Toen Daan Hollander, leraar geschiedenis aan het DataCare College in Amsterdam, Hajar 
Nait Sibaha, uit vijf vwo, voor de eerste keer neukte, hield zij haar hoofddoek om – op zijn 
verzoek.' Dit is de eerste zin van de roman. Sommige lezers weten nu al genoeg: 
dit boek ga ik dus niet lezen! Prima. 
Voor wie het boek wél een kans wil geven: je maakt kennis met een moderne roman, 
die echt gaat over (de problemen van) onze tijd. Het boek biedt een mooi, dramatisch 
liefdesverhaal, verteld vanuit een leraar (32). 

Slide 7 - Tekstslide

Het gym - Karin Amatmoekrim
De twaalfjarige Sandra Spalburg woont met haar moeder en halfzusje in 'De Wijk', een vervallen, armoedig deel van een stad aan de kust. Sandra is een heel intelligent meisje en zij gaat daarom als enige kind uit De Wijk naar het chique gymnasium in het rijke dorp, een paar kilometer verderop.

Die school blijkt voor haar een totaal andere wereld dan de wereld die ze tot nu gekend heeft: er zitten 
vrijwel alleen maar witte kinderen op, die ook vrijwel allemaal uit een welgesteld gezin komen. 
De kinderen praten heel anders dan zij, en ook over heel andere onderwerpen. Tegelijkertijd is Sandra, 
als enig gekleurd meisje in de klas, een bezienswaardigheid, en ze maakt dan ook snel vriendinnen. 
Toch blijft het voor haar moeilijk om de wereld van thuis en die van school te verenigen, helemaal als 
haar oude vriendinnen zich bezig gaan houden met zaken waar Sandra nog helemaal niet mee bezig is: 
baantjes, jongens, seks. En dan wordt ze ook nog eens verliefd op een jongen uit haar klas: 
de vriendelijke kakker Dirk-Jan 

Slide 8 - Tekstslide

De droomfabriek - Gerwin van der Werf 
Wat als de school onder je huid gaat zitten, en die ene leerling ook?

In ‘De droomfabriek’ van Gerwin van der Werf wordt Josie zonder ervaring wiskundelerares op
 een school in een achterstandswijk. Ze heeft de grootste moeite met orde houden, boeken 
vliegen door het lokaal, tampons steken in het plafond en nooit stoppen die kinderen met praten. 
Vooral de populaire Carmen uit klas 3A maakt het haar moeilijk. 
Carmen komt te laat, zit op haar telefoon, heeft nooit huiswerk gedaan, geen pen bij zich – en 
hoezo is dat háár probleem? 
Ze heeft immers zestigduizend volgers op Instagram. Dan vraagt het meisje ineens om bijles, 
maar wel op één voorwaarde: het moet bij Josie thuis.

Slide 9 - Tekstslide

De rendementsdenker - Lucas Zandberg
Klassenstrijd in een leerfabriek: een actueel onderwijsdrama

Robert Witteveen, pas afgestudeerd aan de lerarenopleiding Engels, begint vol goede moed 
aan zijn allereerste baan in het onderwijs. Op het ROC Leyderschans lijkt hij zijn roeping te 
hebben gevonden. Hij wint zijn leerlingen voor zich en groeit snel uit tot een geliefde, bevlogen 
leraar. Maar Roberts onderwijscarrière neemt een onverwachte wending met de komst van een 
resultaatgerichte sectormanager en de lancering van een megalomaan nieuwbouwproject door
 het college van bestuur.
Lucas Zandberg putte voor deze roman inspiratie uit de actualiteit en zijn eigen jarenlange 
ervaring als docent.

Slide 10 - Tekstslide

Spreekvaardigheid - probleemoplossende discussie
30. Discussie p. 124
- Vorm een groep van vijf personen
- Schrijf op/maak een mindmap wat jullie allemaal al over een discussie 
weten (Nederlands en van andere vakken)

Bespreek met elkaar en geef antwoord op de volgende drie vragen:
1. Informele discussies vinden meestal plaats zonder enige voorbereiding. Wat is het voordeel van een 
goede voorbereiding bij een formele (zakelijke) discussie?
2. De voorzitter nodigt discussianten expliciet uit om hun mening te geven. Bespreek op welke drie manieren de voorzitter dat kan doen?
3. Om ervoor te zorgen dat iedereen aan het woord komt, zal de voorzitter anderen op vriendelijke wijze soms het woord ontnemen. Bedenk twee manieren waarop dat kan.

Maak thuis  van OB 30 Discussie p.126 opdr. 1, 2, 6
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Oefendiscussie 
Bereid voor de volgende les (di 12 sept. 4e uur) een oefendiscussie voor over vrouwenhaat op social media (n.a.v. het filmpje) 

Kies samen een geschikt discussieonderwerp dat je doorgeeft ter goedkeuring (di 12 sept. het 4e uur) 

 Let op: je moet naar een oplossing kunnen toewerken! Jullie probleemstelling eindigt met: ... dit is een probleem, hoe lossen we dat op?

Slide 13 - Tekstslide

Ma 18 sept. heb je...
... je boek Bint - Bordewijk mee
... je individuele keuzeboek mee
... je huiswerkopdrachten van week 36 en 37 af (zie werkwijzer)
... ook je werkwijzer en je beide Kern-boeken mee
... per persoon vier artikelen mee OP PAPIER over jullie gezamenlijk gekozen onderwerp


Slide 14 - Tekstslide

19. Overtuigen p. 102-103
Maken: OB 19 opdr. 3, 5 t/m 7 (p.94-95)

Retorica = 'kunst van de welsprekendheid'
Standpunt -> je mening, visie, opvatting, conclusie, stelling, claim waarvan je de ander wil overtuigen
Argumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen (signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers)
Tegenargument -> uitspraak die laat zien dat een stelling/standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is
Weerlegging -> hiermee ontkracht je een argument

Slide 15 - Tekstslide

Feitelijk - waarderend
Oplossen - beslechten p. 103
Feit = controleerbaar (waar of niet waar) - objectief
Mening = waarderend, oordelend - subjectief








Constructief: meningsverschil oplossen door gericht samen te zoeken naar de beste oplossing
waarin beide partijen zich voldoende in herkennen
Beslechten: een derde partij (rechter/jury) die bepaalt wie gelijk krijgt, meningsverschil is niet opgelost

Slide 16 - Tekstslide

20. Argumentatiestructuren (p. 104-105)
Maken: OB 20 opdr. 3, 5, 6 (p.98)

Hoe sterker je aangevoerde argument, des te sterker weet jij te overtuigen.

Stelling: Je kunt leerlingen niet verplichten tot het dragen van een schooluniform.
Probleemstelling: Leerlingen en de schoolleiding van het MLG zijn het oneens over het invoeren van het schooluniform en dat is een probleem. (Hoe lossen we dit op?)
Argument: Iedereen ziet er hetzelfde uit er is geen verschil tussen rijk en arm.
Subargument: Er wordt minder gepest omdat er geen  aanleiding is: wel/geen merkkleding.
Tegenargument: Saamhorigheid en harmonie op een school krijg je door gedragsregels op te stellen en een goede sfeer op school te creëren. 
Weerlegging: Een schooluniform maakt van een pester geen leuk, lief iemand.

Kennis is kracht: informeer je goed over het onderwerp zodat je feiten kunt beoordelen als waar/onwaar.

Slide 17 - Tekstslide

Standpunt - argument
Hoe onderscheid je het standpunt van de argumenten? Met de want/dus-proef

(Standpunt), want (argument)
Ik stop ermee, want ik heb genoeg huiswerk gemaakt vandaag.

(Argument), dus (standpunt)
Ik heb genoeg huiswerk gemaakt vandaag, dus ik stop ermee.

Slide 18 - Tekstslide

20. Argumentatiestructuren (p. 104-105)
Enkelvoudige argumentatie: Ik ben tegen een schooluniform want ik wil er niet hetzelfde uitzien als anderen
Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk): Ik ben tegen een schooluniform want ik wil er niet hetzelfde uitzien als anderen en die plooirokjes staan me totaal niet en dan zullen mijn ouders me vast ook minder kleedgeld gaan geven.
Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk): Ik ben tegen een schooluniform want dan moet ik zo'n plooirokje aan en die zijn vaak gemaakt van wol waar ik allergisch voor ben.  
Onderschikkende argumentatie: Ik wil geen wollen plooirokje aan want dan krijg ik overal jeuk en rode bultjes omdat ik allergisch voor wol ben en dan kan ik niet stil zitten en opletten tijdens de les en dan krijg ik de hele uitleg niet mee. 

Slide 19 - Tekstslide

Weerleggen: Een heel belangrijk onderdeel van discussieren is goed luisteren en reageren op elkaar. Met een weerlegging ontkracht je een ander argument door aan te tonen dat het onjuist of onaanvaardbaar is.
Een sterke weerlegging bestaat uit vier stappen.
Stelling: Iedereen die langer dan 1 jr. in een AZC zit, moet een verblijfsvergunning krijgen.
  
1. Aankondigen: op welk argument ga je reageren? Ik wil graag reageren op het punt van de wachtlijsten.
2. Samenvatten: wat is in één zin het argument waar je precies op gaat reageren? Er wordt beweerd dat door deze maatregel er meer asielzoekers komen waardoor wachtlijsten langer worden.
3. Reageren: wat klopt er niet aan het argument? Dat klopt niet, want door deze maatregel moeten aanvragen sneller verwerkt worden. Omdat na een jaar wachten iemand automatisch een verblijfsvergunning krijgt, wil je voor die tijd weten of iemand geschikt is om hier te mogen blijven of niet. Daarom zullen alle aanvragen binnen een jaar
worden verwerkt. Nu duurt een aanvraag verwerken vaak langer dan een jaar, omdat die druk er niet achter zit.
4. Conclusie: hoe heb jij dit argument weerlegd? Dus van mensen na een jaar een verblijfsvergunning geven, worden wachtlijsten niet langer, ze worden juist korter!

Slide 20 - Tekstslide

21. Argumentatieschema’s (p. 106-107)
Maken: OB 21 opdr. 6 , 7, 8 (p.102)
Verzwegen argument: hetgeen wat niet gezegd wordt maar wel de achterliggende reden is van een stelling/mening. 
Het verzwegen argument laat het verband (argumentatieschema) zien tussen het argument en het standpunt.

1a. Argumentatie op basis van kenmerken: Onze conciërge kan prima met pubers omgaan, hij is dus de ideale leraar.

Mmm...oké, dus wanneer je goed met pubers kunt omgaan, kun je alle vakken doceren en weet je ook hoe je die kennis op de juiste vakdidactische en pedagogische manier kunt overdragen aan leerlingen?
Je velt een oordeel op basis van één eigenschap.

1b. Argumentatie op basis van voorbeelden: Elise heeft ADHD, ze kan niet stilzitten, wiebelt met haar benen en trommelt met haar vingers.

1c. Argumentatie op basis van voor- en nadelen:  Ik wil niet blijven zitten, want dan heb ik straks nog een jaar Nederlands van Irene.

Slide 21 - Tekstslide

21. Argumentatieschema's
Op basis van vergelijking: Als je vindt dat alcohol niet meer in de supermarkt verkocht mag worden, moet dezelfde regel ook gelden voor koffie. Ze zijn beide verslavend. 

Wat weegt hier zwaarder? De overeenkomst (verlavend) of het verschil (iedere dag koffie drinken zorgt niet voor dezelfde geld- en  gezondheidsproblemen voortvloeiend uit dagelijks alcoholgebruik)



Slide 22 - Tekstslide

21. Argumentatieschema's
Op basis van causaliteit:  Mijn lessen zijn goed, want leerlingen halen hoge cijfers op hun toetsen. 

Oké... dus leerlingen hoeven dan niet meer zelf te leren of zou het ook kunnen zijn dat de toets te makkelijk was?

Causaal verband: Het één leidt tot het ander. 
Je toont aan wat de oorzaak is en welke gevolgen die heeft. Of je stelt een middel voor omdat het een bepaald doel bereikt.

Slide 23 - Tekstslide

Nu jullie...
Bedenk bij onderstaande stelling drie verschillende argumenten. Ieder argument moet een ander argumentatieschema (kenmerk- voorbeeld- voordeel-causaliteit-vergelijking) volgen. 

Stelling: Wij Monti’s zouden meer betrokkenheid moeten tonen aan de wereld om ons heen


Slide 24 - Tekstslide

Stelling: Wij Monti’s zouden meer betrokkenheid moeten tonen aan de wereld om ons heen
Enkele voorbeelden van argumentatieschema's:

… want Monti’s vinden de verbinding tussen binnen en buiten belangrijk -> Kenmerk
… want Monti’s hebben al eerder een actieweek voor een goed doel georganiseerd -> Voorbeeld
… want daar worden we zelf ook een mooier mens van -> Voordeel / causaliteit
… want wij pretenderen betrokkenheid belangrijker te vinden dan andere schooltypen ->  Vergelijking

Slide 25 - Tekstslide

22. Drogredenen (p. 108-109)
Maken OB 8 t/m 12 (p. 106)
Drogreden -> onjuist gebruik van een argumentatieschema of een overtreding van een discussieregel







Maak de drogredenenopdracht uit je werkwijzer. Je ziet daar vijf afbeeldingen van Fokke en Sukke. Noteer voor iedere afbeelding welke drogreden er bedoeld wordt.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Een artikel filteren op nuttige informatie
Lees je artikel grondig door en:
- markeer alle kernzinnen met geel.
- markeer alle oorzaken en gevolgen met groen (en liefst een andere kleur groen).
markeer alle oplossingen met blauw.
markeer alle feiten met oranje.
markeer alle argumenten, subargumenten, tegenargumenten en weerleggingen met roze.
 Als deze argumenten bij een oorzaak, gevolg of oplossing horen, zet er in die kleur een dunne streep onder.

Pak een A3-spreekschema en noteer daarop alle gegevens en argumenten die jullie al hebben.










Slide 28 - Tekstslide

Deadline -> inleveren eind van de les di 26 sept
Discussiemap 
Titelblad: namen, klas, probleemstelling en 3 deelonderwerpen
Inleiding: aanleiding, urgentie, feiten, bronvermelding
Ieder groepslid A4 met correcte bronvermelding APA van 4/5 artikelen
Ingevuld spreekschema (A3)


Slide 29 - Tekstslide

8. Bronnenonderzoek (p. 68-69)
- Zoekend en kritisch lezen
- Zoektermen -> kernbegrippen – synoniemen
- Betrouwbaar -> Wikipedia – kwaliteitskranten- is de auteur deskundig?
- Informatie over dinosaurussen: Blog van hobbyist? Website van een vooraanstaande paleontoloog of de website van Naturalis?
- Commercieel belang, actueel en bijgewerkt? 
- Sneeuwbalmethode -> via hyperlinks en bibliografie (bronvermelding) vind je meer bronnen over hetzelfde onderwerp

Slide 30 - Tekstslide

Betrouwbare bron?
https://www.webdetective.nl/checklist

Slide 31 - Tekstslide