7.4 Verteren RPL - 2 lessen

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 43



1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 43



Slide 1 - Tekstslide

7.4 deel 1
Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 7.4.
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen 7.4

- Je kunt uitleggen hoe je voedsel wordt verteerd
- Je kunt uitleggen hoe enzymen werken
- Je kunt beschrijven hoe je voedsel door het verteringsstelsel gaat
--------------------------------------------------
- Je kunt beschrijven waar vertering in je lichaam gebeurt
- Je kunt uitleggen hoe de voedingsstoffen in je bloed komen
- Je kunt uitleggen wat er na de vertering met de voedselresten gebeurt.
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
  • Wat is het verschil tussen een voedingsmiddel en voedingsstof?
  • Wat zijn de zes voedingsstoffen?
  • In welke drie groepen zijn de voedingsstoffen op te delen? 

Slide 3 - Tekstslide

Voedsel komt binnen
Mondholte - keelholte - slokdarm

De huig sluit je neusholte af en 
het strotklepje je luchtpijp
-> voedsel de juiste weg, 
namelijk de slokdarm in

Werkt het afsluiten niet goed? -->Voedsel schiet 
luchtpijp in. Wat gebeurt er dan?

Slide 4 - Tekstslide

Peristaltische beweging
3 = kringspieren
4 = lengtespieren
5 = voedselbrij

Slide 5 - Tekstslide

Peristaltische bewegingen
De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te
passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol. 

Spierbewegingen in de wand van organen van je verteringsstelsel die de voedselbrij voortduwen.

Slide 6 - Tekstslide

Vertering en verteringssappen
Voedingsstoffen moeten vanuit het voedsel in 
het bloed komen. Water, mineralen, vitaminen en glucose 
zijn klein genoeg om in het bloed opgenomen te worden.

Eiwitten, vetten en de meeste koolhydraten moeten eerst kleiner gemaakt worden.
Vertering = Klein maken van voedingsstoffen zodat ze kunnen worden opgenomen in het bloed.           

Slide 7 - Tekstslide

Vertering
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever en afvleesklier
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 
Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 8 - Tekstslide

In verschillende organen zitten cellen die verteringssappen maken.
 
--> Bevatten enzymen voor het verkleinen van grote voedingsstoffen

--> Enzymen 'knippen' de grote
voedingsstoffen in stukken
.


Enzym = een eiwit

Slide 9 - Tekstslide

- Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
Voor elk soort voedingsstof is er een
apart enzym met een speciale vorm. 

1. Het enzym bindt zich aan de voedingsstof.
2. Het enzym knipt de voedingsstof in tweeën. 
3. Het enzym laat los en kan opnieuw dezelfde 
soort voedingsstof afbreken. 

Slide 10 - Tekstslide

Belangrijk:
Eerst goed
kauwen, voor de 
enzymen 
goed kunnen werken.

Slide 11 - Tekstslide

Optimumtemperatuur
< 10: werkt het niet

37: optimaal, het snelst

> 45: stuk

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Samengevat!
Vier verteringssappen, bevatten enzymen:
  • Speeksel: zetmeel
  • Maagsap: zetmeel en eiwitten
  • Alvleessap: zetmeel, eiwitten en vetten
  • Darmsap: zetmeel, eiwitten

Gal is geen verteringssap, maar 
emulgeert vetten. Gemaakt door de lever.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

7.4
Maken opdr 1 t/m 13 
 
Nakijken. 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Pak de leerdoelen erbij
Kun je ze uitleggen? 
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Kijk goed naar de bronnen!!
  • Leren, hoe? begrippen opschrijven?
  • Aantekeningen leren
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets: In je boek/online.
  • werkboekvragen doornemen, welke vond je moeilijk? Snap je ze nu?
  • LessonUp lessen doornemen
  • ??
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelencheck 

Maak de volgende slides met vragen 
om te controleren of je de leerdoelen kent. 

timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Moet WEL verteerd worden
Hoeft NIET verteerd te worden
Wordt niet verteerd
     (1 antwoord)
Eiwit
Water
Koolhydraat
Voedingsvezel
Vetten
Mineralen
Vitamine

Slide 19 - Sleepvraag



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 21 - Quizvraag

Wat doen enzymen?
A
Zorgen ervoor dat voedingsmiddelen worden afgebroken.
B
Zorgen ervoor dat voedingsstoffen niet worden afgebroken.
C
Zorgen ervoor dat voedingsstoffen worden afgebroken.
D
Zorgen ervoor dat het oppervlak vergroot wordt.

Slide 22 - Quizvraag

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur.
Wat gebeurt er met het enzym als deze boven de maximumtemperatuur komt?
A
Het enzym gaat sneller werken.
B
Het enzym gaat langzamer werken.
C
Het enzym gaat kapot.
D
Het enzym werkt niet meer.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

7.4 deel 2
Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 48



Slide 25 - Tekstslide


Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 7.4.
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen 7.4

- Je kunt uitleggen hoe je voedsel wordt verteerd
- Je kunt uitleggen hoe enzymen werken
- Je kunt beschrijven hoe je voedsel door het verteringsstelsel gaat
- Je kunt beschrijven waar vertering in je lichaam gebeurt
- Je kunt uitleggen hoe de voedingsstoffen in je bloed komen
- Je kunt uitleggen wat er na de vertering met de voedselresten gebeurt.
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Slide 27 - Tekstslide

De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te
passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol.
In de darmwand bevinden zich kringspieren en lengtespieren.
Welke van deze spieren zijn betrokken bij de peristaltische bewegingen?
A
geen van beide typen spieren
B
alleen kringspieren
C
alleen kringspieren
D
zowel kringspieren als lengtespieren

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heet de temperatuur waarbij enzymen het beste werken?

Slide 29 - Open vraag

Wat is onderdeel Q?

Slide 30 - Open vraag

Wat is onderdeel R? (let op: zo precies mogelijk)

Slide 31 - Open vraag

In een onderdeel van het verteringsstelsel worden de meeste verteerde voedingsstoffen opgenomen in het bloed.
Hoe heet dit onderdeel?
A
Maag
B
Twaalfvingerige darm
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 32 - Quizvraag

Wat wordt bij het slikken door de huig afgesloten?
A
keelholte
B
luchtpijp
C
neusholte
D
slokdarm

Slide 33 - Quizvraag

Waar en door wat wordt je voedsel verteerd?
  • Mondholte: speeksel 
  • Maag: maagsap
  • 12 vingerige darm: alvleessap
  •  Dunne darm: darmsap

GAL IS HULPSTOF !!

Slide 34 - Tekstslide

Vet afbreken 
  • De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard).

Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.
Die kleine vetdruppeltjes kunnen daarna opgenomen worden in het bloed.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Waar komen de voedingsstoffen in het bloed?
In de dunne darm zijn de voedingsstoffen klein genoeg om in het bloed te worden opgenomen.
De dunne darmwand is erg dun en bevat veel haarvaten. De voedingsstoffen kunnen gemakkelijk door de wand heen (bron 10).
Door de darmplooien met darmvlokken is het oppervlakte van de dunne darmwand erg groot.

Slide 38 - Tekstslide

Dikke darm
In de dikke darm word het water uit de voedselbrij gehaald.

De onverteerbare resten worden ingedikt en tot poep gemaakt.

Slide 39 - Tekstslide

Wat blijft er over na vertering?
  1. Waterige pap komt in de dikke darm.
  2. Water terug het bloed in.
  3. Darmflora verteert nog deel van onverteerde resten eten.
  4. Ontlasting, oftewel poep blijft over.

Slide 40 - Tekstslide

7.4
Maken opdr 14 t/m 26
 
Nakijken. 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Laatste 10 minuten: leerdoelencheck!
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Kijk goed naar de bronnen!!
  • Leren, hoe? begrippen opschrijven?
  • Aantekeningen leren
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets: In je boek/online.
  • werkboekvragen doornemen, welke vond je moeilijk? Snap je ze nu?
  • LessonUp lessen doornemen
  • ??
timer
5:00

Slide 41 - Tekstslide

Welke van onderstaande voedingsstoffen kunnen direct in het bloed worden opgenomen zonder eerst verteerd te worden?
A
Eiwitten
B
Glucose
C
Vetten
D
Zetmeel

Slide 42 - Quizvraag

Wat is zetmeel?
A
Koolhydraat
B
Eiwit
C
Vet
D
Vitamine

Slide 43 - Quizvraag

Naast enzymen wordt er ook gal aan het voedsel toegevoegd.

In welk deel van het verteringskanaal wordt gal aan het voedsel toegevoegd?
A
in de slokdarm
B
in de dunne darm
C
in de dikke darm
D
in de 12 vingerige darm

Slide 44 - Quizvraag

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 niet waar
D
1 niet waar 2 waar

Slide 45 - Quizvraag

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen.
B
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen.
C
Voedingsstoffen klein maken zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.
D
Voedingsstoffen onbruikbaar maken

Slide 46 - Quizvraag

Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 47 - Quizvraag

Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Anus
Blinde darm

Slide 48 - Sleepvraag

Waar worden geen verteringsappen aan de voedselbrij toegevoegd?

A
Maag
B
Twaalfvingerige darm
C
Dunne darm
D
Dikke darm

Slide 49 - Quizvraag

Door welk verteringssap of door welke verteringssappen worden eiwitten verteerd?
A
speeksel, maagsap, dunne darmsap
B
speeksel, alvleessap, dunne darmsap
C
alvleessap, maagsap
D
alvleessap, maagsap, dunne darmsap

Slide 50 - Quizvraag

Wat is GEEN verteringssap?
A
Speeksel
B
Gal
C
Alvleessap
D
Darmsap

Slide 51 - Quizvraag

Welk verteringssap kan zetmeel verteren?
A
speeksel, maagsap, darmsap
B
speeksel, alvleessap, darmsap
C
maagsap, alvleessap, darmsap

Slide 52 - Quizvraag