2b-1.7 oefentoets grammatica

Belangrijk:
  • elke alinea begint op een nieuwe regel;
  • vaak heb je een witregel ertussen;
  • soms wordt er ingesprongen;
  • de laatste zin van een alinea loopt meestal niet door tot het einde van de zin.

Manieren van lezen:
verkennend lezen: titel, inleiding, tussenkopjes, bron.
nauwkeurig lezen: een tekst helemaal lezen en berijpen.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Belangrijk:
  • elke alinea begint op een nieuwe regel;
  • vaak heb je een witregel ertussen;
  • soms wordt er ingesprongen;
  • de laatste zin van een alinea loopt meestal niet door tot het einde van de zin.

Manieren van lezen:
verkennend lezen: titel, inleiding, tussenkopjes, bron.
nauwkeurig lezen: een tekst helemaal lezen en berijpen.

Slide 1 - Tekstslide

Signaalwoorden voor een opsomming:
Dit zijn de woorden die woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbinden. Een tekstverband is de opsomming: ten eerste, verder, daarnaast, ook bovendien, vervolgens en tot slot.


Tekst 4 iedere alinea begint op een nieuwe regel..
Deelonderwerp van alinea 4 slachtoffers van sexting.
Alinea 5 verder en ook zijn een opsomming.
Alinea 6 strafbaar
3 dingen weggooien, zeggen dat je het niet wilt en hulp vragen

Slide 2 - Tekstslide

Je krijgt een aantal vragen. Bij de eerste drie opdrachten, schrijf je de persoonsvorm (pv) op.

Je schrijft het op deze manier op:
pv = moet

Slide 3 - Tekstslide

1. pv Anton lees een roman.

Slide 4 - Open vraag

2. pv Mijn kat maakt de beste selfies.

Slide 5 - Open vraag

3. pv Wanneer speel jij die creatieve game?

Slide 6 - Open vraag

Je krijgt een aantal vragen. Bij de eerste drie opdrachten, schrijf je de pv en wg op.

Je schrijft het op deze manier op:
pv: moet
wg: moet gedaan

Slide 7 - Tekstslide

4. pv en wg. Heb jij dat wel gevraagd?

Slide 8 - Open vraag

5. pv en wg. Jan heeft boeken gekocht.

Slide 9 - Open vraag

6. pv en wg. Dorine heeft een verhaal geschreven.

Slide 10 - Open vraag

Je krijgt een aantal vragen. Bij de eerste drie opdrachten, schrijf je het onderwerp op.

Je schrijft het op deze manier op:
o=hij

Slide 11 - Tekstslide

7. o. Mijn zusje heeft een nieuwe fiets gekregen.

Slide 12 - Open vraag

8. o. Dat heb ik je gisteren toch gemaild?

Slide 13 - Open vraag

9. o. Onze docent heeft de vragen gemaakt?

Slide 14 - Open vraag

Je krijgt een aantal vragen. Bij de eerste drie opdrachten, schrijf je het lijdend voorwerp op.

Je doet het zo:
lv= het geld

Slide 15 - Tekstslide

13. lv Sommige apps bieden helaas vervelende diensten.

Slide 16 - Open vraag

14. lv Apps hebben natuurlijk veel voordelen.

Slide 17 - Open vraag

15. lv Met de app YikYak kun je bijvoorbeeld anonieme berichten sturen

Slide 18 - Open vraag

Noteer het LV. Geen LV? Zet dan een streepje.

Ik ben met mijn hond naar de dierenarts geweest.

Slide 19 - Open vraag

Noteer het LV. Geen LV? Zet dan een streepje.

Daar hebben we een heleboel katten aan het schrikken gemaakt.

Slide 20 - Open vraag

Noteer het LV. Geen LV? Zet dan een streepje.

Een van de katten sprong zelfs op de kast.

Slide 21 - Open vraag

Maak zelf een zin met een LV. Gebruik het werkwoord KOPEN

Slide 22 - Open vraag

Zoek de PV in deze zin en noteer het hele werkwoord:
De kat blaast hard naar mijn hond.

Slide 23 - Open vraag

de dierenarts zei tegen mij wil jij die kat even van de kast halen.

Slide 24 - Open vraag

Je krijgt een aantal vragen. Bij de eerste drie opdrachten zet je zinsdeelstrepen.

Je schrijft het op deze manier op:
Ik /ga /naar de supermarkt./

Slide 25 - Tekstslide

10. Met de telefoon klik je op het juiste antwoord.

Slide 26 - Open vraag

11. Tijdens kahoot mogen de leerlingen hun mobiel gewoon gebruiken.

Slide 27 - Open vraag

12. Fortnite mag nooit verdwijnen.

Slide 28 - Open vraag

Schrijf de zin over en gebruik de leestekens van de directe rede.
De man zie ik heb niet te hard gereden.

Slide 29 - Open vraag

Schrijf de zin over en gebruik de leestekens van de directe rede.
Even later zei hij ik zie mijn moeder daar lopen

Slide 30 - Open vraag

Schrijf de zin over en gebruik de leestekens van de directe rede.
Ik haal jouw fiets wel op het station zei Tarik

Slide 31 - Open vraag

Schrijf de zin over en gebruik de leestekens van de directe rede.
Hij heeft een voldoende gehaald antwoordt de docent

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide