Wk 11 Instroom Nederlands: Werkwoordspelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling

Lesinhoud

- Wat zijn werkwoorden?

- De regels

- Oefenen

- Kahoot

Wat is een werkwoord?

Welke werkwoorden
ken je?

De regels

Tegenwoordige tijd:

Ik-vorm / Ik-vorm+t / hele werkwoord

Ik loop - hij loopt - wij lopen

Ik word - hij wordt - wij worden                                     

Hij (worden) ..... naar huis gebracht.

1. word
2. wort
3. wordt
4. woort

(worden)...... jij naar huis gebracht?

1. Wordt
2. Woort
3. Wort
4. Word

Ik (worden)...... helemaal gek van jou!

1. word
2. wort
3. wordt
4. woordt

(worden).... zij vandaag 50?

1. Wort
2. Wordt
3. Word
4. Woort

De regels

Verleden tijd --> gebruik TaXi KoFSCHiP 

Werkwoord -en:  verhuizen --> verhuiz

Niet in 'Kofschip' --> +de --> verhuisde 

Fietsen --> fiets
Wel in 'Kofschip' --> +te --> fietste

Ik (fietsen) .... vorige week naar huis

1. fietsde
2. fietste

Hij (schaatsen) .... gisteren voor het eerst op natuurijs.

1. schaatste
2. schaatsde

Hij (verhuizen).... gisteren naar Amsterdam.

1. verhuisde
2. verhuiste

Welke voltooid
deelwoorden ken je?

De regels

Voltooid deelwoord --> gebruik TaXi KoFSCHiP 

Werkwoord -en:  verhuizen --> verhuiz

Niet in 'Kofschip' --> +de --> ik ben verhuisd

Fietsen --> fiets
Wel in 'Kofschip' --> +te --> ik heb gefietst

Hij is gisteren naar Amsterdam ... (verhuizen).... .

1. verhuisd
2. verhuist

Hij heeft gisteren voor het eerst op natuurijs ... (schaatsen).

1. geschaatst
2. geschaatsd

Ik ben vorige week naar huis ... (fietsen).

1. gefietsd
2. gefietst

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Weet je wel wat het (betekenen) .... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Gisteren (besteden) ... we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Kies de juiste vorm:

"Het vliegtuig ..."

1. land
2. landt

We (barbecuen)... gisteren in de tuin.

1. barbecuedden
2. barbecueden
3. barbecueten
4. barbecuetten

Toen hij gisteren niet (antwoorden)... zei ik dat ik er klaar mee ben.

1. antwoorde
2. antwoordde

(Worden) ... je broer ook zo gek van dat wachten?

1. Word
2. Wordt

Ik (vermoeden) .... dat jij dat ook niet echt grappig .... (vinden).

1. vermoet, vind
2. vermoedt, vindt
3. vermoed, vindt
4. vermoed, vind