In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Wanneer? Om te zeggen HOE iets gebeurd.
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord , hele zin of ander bijwoord.
Vorm: bijvoeglijk naamwoord + ly
I ____________ (sudden) woke up. (werkwoord)
She is ____________ (extreme) happy. (bijvoeglijk naamwoord)
Tom writes __________ (real) quickly. (bijwoord)
Altijd voor het hoofdwerkwoord.
We always make our homework.
She often talks to her friend.
Behalve als er am-are-is-was-were in de zin staat, dan komt het bijwoord erachter.