3V Lezen H3 argumentatie les 2

Opstarten!
Log in met een herkenbare naam
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opstarten!
Log in met een herkenbare naam

Slide 1 - Tekstslide

WELK CIJFER GEEF JE DE AFGELOPEN VAKANTIE?!
timer
0:30
0100

Slide 2 - Poll

timer
1:00
Hoogtepuntje vakantie in 3 woorden

Slide 3 - Woordweb

VOLGENDE WEEK WEER NAAR SCHOOL!
timer
0:30
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Lezen H3
Argumentatie


Slide 5 - Tekstslide

Programma
Kort over de opdracht van vorige les

Herhaling Lezen H3 argumentatie (quiz)

Opdrachten maken

Ruimte voor tijdlijnopdracht

Slide 6 - Tekstslide

De opdracht van vorige les
gekeken en gemaakt voor het begin van de les:

Aflevering 7: Jodenhaat
Extra aflevering: Zondebok
Vul de Forms in...

Tijdens het voorbereiden van deze les had ik nog heel weinig antwoorden. Omdat we dieper ingaan op wat er sociaal gezien gebeurt, is het belangrijk om meer antwoorden te hebben. We bespreken het vrijdag uitgebreid, zorg dan dat je het hebt!

Vergeet ook niet: vrijdag 17.00 deadline tijdlijnopdracht

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling Lezen H3
Argumentatie

Slide 8 - Tekstslide

timer
1:00
Dit weet ik nog van argumentatie

Slide 9 - Woordweb

Lesdoel

Je kunt onderscheid maken tussen de verschillende soorten argumenten en het standpunt.

Je weet wat een feitelijk en een waarderend argument is.


Je kunt argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg argumentatie
standpunt: hoe je ergens over denkt, wat je ergens van vindt
argument: waarom je er zo over denkt, waarom je dat vindt. 

Met goede argumenten kun je anderen overtuigen van jouw standpunten of word je overtuigd.

Slide 11 - Tekstslide

3 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie

Slide 12 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 13 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. 

Slide 14 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 15 - Tekstslide

De lessen moeten online blijven, want ik heb nu juist een ritme gevonden en zo houden we het virus onder controle.
timer
0:20
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend

Slide 16 - Quizvraag

De lessen moeten zoveel mogelijk in het klaslokaal worden gegeven, want dat is voor zowel leerlingen met een fijne thuissituatie als leerlingen met een lastige thuissituatie een veilige omgeving.
timer
0:20
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend

Slide 17 - Quizvraag

De avondklok moet worden afgeschaft, want ik voel me eenzaam, omdat ik 's avonds niet af kan spreken.
timer
0:20
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 18 - Quizvraag

onderschikkende argumentatie
De avondklok moet worden afgeschaft
Î
want ik voel me eenzaam
Î
omdat ik 's avonds niet af kan spreken.

Slide 19 - Tekstslide

Feitelijke argumenten en waarderende argumenten

Slide 20 - Tekstslide

Feitelijke argumenten en waarderende argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.


Voorbeeld

Omdat je met een scooter een grotere kans loopt op een ernstig ongeluk dan op een fiets, lijkt het mij verstandig om scooters te verbieden.


Slide 21 - Tekstslide

Feitelijke argumenten en waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik vind voor de klas staan fijner dan online lesgeven. 


Slide 22 - Tekstslide

Feitelijke argumenten en waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik vind voor de klas staan fijner dan online lesgeven, want je kunt dan beter de lichaamstaal van de leerlingen lezen. 


Slide 23 - Tekstslide

1. Ik vind dat we het Scandinavische onderwijsmodel moeten invoeren. Daar maken de leerlingen minder lesuren en halen even goede resultaten als hier.
timer
1:00
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 24 - Quizvraag

Sociale media moet verboden worden, omdat heel veel jongeren er veel tijd aan verspillen.
timer
0:30
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 25 - Quizvraag

Bloemen zijn zonde van het geld. Na een tijdje zijn ze uitgebloeid en dan gooi je ze weg.
timer
0:30
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 26 - Quizvraag

Het Adelbert College is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers en de docenten zijn betrokken bij de ontwikkeling van de leerlingen.
timer
0:30
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie

Slide 27 - Quizvraag

Onder- en nevenschikkende argumentatie
Het kan dat er zowel nevenschikkende als onderschikkende argumentatie gebruikt wordt om een standpunt te ondersteunen. 

Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek en die bioscoop vind ik veel prettiger, want de stoelen zitten lekker en de M&M's zijn daar goedkoop.




Slide 28 - Tekstslide

Feitelijke argumenten en waarderende argumenten

Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...


(uiteraard niet altijd het geval). 

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld blokjesschema
Voor de pijltjes kun je 'want' invullen en tussen de blokjes kun je 'en' zetten. 
nevenschikking en onderschikking

Slide 30 - Tekstslide

Samengevat
Een standpunt onderbouw je met argumenten
Enkelvoudige argumentatie: 1 argument
Nevenschikkende argumentatie: meerdere argumenten
Onderschikkende argumentatie: argumenten om argumenten te onderbouwen. 

Feitelijke argumentatie: kun je checken, hoeven niet onderbouwd te worden (objectief)
Waarderende argumentatie: kun je van mening over verschillen, dus is onderbouwing belangrijk (subjectief)

Voor onderbouwen van een standpunt kunnen feitelijke en waarderende argumenten worden gebruikt. Dan is er vaak sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie. 

Het standpunt en de argumenten kun je meestal herkennen aan signaalwoorden (zie boek Lezen H3). 


Slide 31 - Tekstslide

LAATSTE QUIZVRAAG

Slide 32 - Tekstslide

De terrassen moeten weer open, omdat je de mensen dan beter in de gaten kunt houden, want nu gaat iedereen feesten in een parkje.
timer
0:20
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
nevenschikking en onderschikking

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag (15 min)
Maak opdracht 1, 2, 3, 4 (vraag 4 overslaan) van Lezen H3 via NN-online als je dat nog niet hebt gedaan. 
- Maak opdracht 5 (vraag 4 overslaan) (hw vrijdag).
- Maak de Anne Frank opdrachten als je dat nog niet hebt gedaan.
- Werk verder aan je tijdlijnopdracht (deadline vrijdag 17.00).

Blijf online in Teams.
Over 15 minuten ronden we samen af. 

Slide 34 - Tekstslide

Afronden
Straks gezamenlijk mentoruur!

Slide 35 - Tekstslide