Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
A
JA
B
NEE
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
A
JA
B
NEE
Slide 1 - Quizvraag
Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt.
A
JA
B
NEE
Slide 2 - Quizvraag
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere zin), gebruik je een komma.
A
JA
B
NEE
Slide 3 - Quizvraag
Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen.
A
JA
B
NEE
Slide 4 - Quizvraag
Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord.
A
JA
B
NEE
Slide 5 - Quizvraag
Verbindingswoorden worden ook wel signaalwoorden genoemd.
A
JA
B
NEE
Slide 6 - Quizvraag
Signaalwoorden of verbindingswoorden zijn maar, nadat, omdat, terwijl, want.
A
JA
B
NEE
Slide 7 - Quizvraag
Je gebruikt een komma voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is.
A
JA
B
NEE
Slide 8 - Quizvraag
Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE
Slide 9 - Quizvraag
Je gebruikt een punt als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE
Slide 10 - Quizvraag
Je verbindt de zinnen met een dubbele punt als twee zelfstandig zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
A
JA
B
NEE
Slide 11 - Quizvraag
Bij zinnen met een bevel erin gebruik je de gebiedende wijs (gw). In zulke zinnen staat geen onderwerp.
A
JA
B
NEE
Slide 12 - Quizvraag
Bij zinnen met een bevel erin gebruik je de gebiedende wijs (gw). In zulke zinnen staat een onderwerp.
A
JA
B
NEE
Slide 13 - Quizvraag
De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm tt, ook wanneer je je richt tot meerdere personen.
A
JA
B
NEE
Slide 14 - Quizvraag
De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm tt, behalve wanneer je je richt tot meerdere personen.
A
JA
B
NEE
Slide 15 - Quizvraag
Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden.
A
JA
B
NEE
Slide 16 - Quizvraag
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf in het Nederlands als één woord.
A
JA
B
NEE
Slide 17 - Quizvraag
latenightshow
A
FOUT
B
GOED
Slide 18 - Quizvraag
Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out
A
JA
B
NEE
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
de ik-vorm van speechen
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
pvtt
stam of
stam + t
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven
houd rekening met de
uitspraak
pvvt
stam + te(n)
of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
od
hele werkw + d
infinitief
vindt
dode
Slide 22 - Sleepvraag
pvtt
stam of
stam + t
pvvt stam + te(n) of
stam + de(n)
't ex-fokschaap
bijv. nw zo kort mogelijk opschrijven houd rekening met de uitspraak