Mijn proefles

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesindeling
  • Persoonlijk voornaamwoord (wat en wanneer)
  • Bezittelijk voornaamwoord (wat en wanneer)   
  • Voorbeeldenzinnen                                                        
  • Extra opdracht                                                                  
  • Einde                                                                                      

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Je gebruikt het persoonlijk voornaamwoord wanneer je verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Het persoonlijk voornaamwoord kan afgekort worden met: "pers. vnw."

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Voorbeelden van het persoonlijk voornaamwoord zijn:
ik, je, jij, jou, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, zij, mij, me,  hem, haar, ons, hen, hun en ze

Als je niet zeker weet of iets een pers. vnw. is. Vervang dan het pers. vnw. met een naam. Als je het niet kan vervangen is het geen pers. vnw.

Slide 4 - Tekstslide

Pers. vnw. voorbeelden
1. Ik koop een huis.
Ik = pers. vnw.

2. Ga jij met mij mee naar de dierentuin.
Jij = pers. vnw
Mij = pers. vnw.

Slide 5 - Tekstslide

Pers. vnw. voorbeelden
3. Zodra het varken wordt geslacht, wordt het verkocht.
Het = pers. vnw.
Het woord "het" is alleen een pers. vnw. als het een duidelijke betekenis heeft
4. Het is duidelijk.
Het = pers. vnw. ("het" is geen pers. vnw. omdat "het" niet duidelijk is)

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Je gebruikt het bezittelijk voornaamwoord als je verwijst naar het bezit van een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Het bezittelijk voornaamwoord kan je afkorten met: "bez. vnw."

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Voorbeelden van het bezittelijk voornaamwoord zijn:
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie, uw en hun

Je kan in een zin het bez. vnw. herkennen doordat het verwijst naar een bezit van iemand

Slide 8 - Tekstslide

Bez. vnw. voorbeelden
1 Mijn lolly is op!
Mijn = bez. vnw.

2 Haar huiswerk is bijna klaar
Haar = bez. vnw.

Slide 9 - Tekstslide

Bez. vnw. + pers. vnw.
3 Haar knuffelbeer is van haar.
Haar(1) = bez. vnw.
haar(2) = pers. vnw.

4 Hij heeft veel van zijn huiswerk al gedaan.
Hij = pers. vnw.
zijn = bez. vnw.

Slide 10 - Tekstslide

Extra opdracht
Jullie gaan nu naar https://www.socrative.com/
met als de klassencode: "MINILESNL"

Slide 11 - Tekstslide

Einde
Dit was dan het einde van de les.

Slide 12 - Tekstslide

Taakverdeling
Lessonup: Nathan W. en Julius
Socrative: Gabriël en Thomas  

Slide 13 - Tekstslide