1HV pers + bez vnw

Een persoonlijk voornaamwoord:
  • verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken;
  • kun je in het meervoud of enkelvoud gebruiken;
  • is een apart zinsdeel (ow, lv of mv).
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een persoonlijk voornaamwoord:
  • verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken;
  • kun je in het meervoud of enkelvoud gebruiken;
  • is een apart zinsdeel (ow, lv of mv).

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik kijk televisie met mijn broertje.
A
ik
B
mijn
C
televisie
D
broertje

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij én mij
D
altijd

Slide 5 - Quizvraag

Waar of niet waar: 'jullie' is een persoonlijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik geef het op.
A
ik
B
het
C
ik én het
D
op

Slide 7 - Quizvraag

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Zij kijkt ons indringend aan.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 8 - Quizvraag

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Ons idee is om een taart te bakken.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 9 - Quizvraag

Wat is waar over het bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw.)?
A
geeft het bezit van iemand aan.
B
het staat direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
C
het kan zelfstandig (alleenstaand) voorkomen.
D
A, B en C zijn alledrie waar.

Slide 10 - Quizvraag

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het bezittelijk voornaamwoord is / de bezittelijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
(1e) haar
C
Zij, (1e) haar, (2e) haar
D
(2e) haar

Slide 11 - Quizvraag

Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
A
me=pers, jullie=bez je=pers
B
me=bez, jullie=pers je=bez
C
me=pers, jullie=pers je=bez
D
me=bez, jullie=bez me=bez

Slide 12 - Quizvraag

Op mijn school maakt hij een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
A
mijn=bez iedereen=pers
B
mijn=bez zijn=bez
C
mijn=bez, iedereen=pers, zijn=bez
D
mijn=bez zijn=zww

Slide 13 - Quizvraag

Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
A
jou=pers, jullie=pers jouw=bez
B
jou=pers, jullie=bez jouw=bez
C
jou=bez, jullie=pers jouw=bez
D
jou=bez, jullie=bez jouw=bez

Slide 14 - Quizvraag