Grammatica woordsoorten

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  • Nieuwe cursus: 5 grammatica
  • Woordsoorten §1, 3, 5, 7, 9
  • Start 
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

  • Werkwoord
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Voorzetsel
  • Je weet wat werkwoorden en je kan ze herkennen (blz 200-202)
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn en je kan ze herkennen (blz 204-205)
  • Je weet wat lidwoorden zijn (blz 205-205)
  • Je weet wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en je kan ze herkennen (blz 208-209)
  • Je weet wat voorzetsels zijn en je kan ze herkennen (blz 212-213)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Ik keek gisteravond naar een spannende film.
A
ik
B
gisteravond
C
keek
D
film

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer hebben we weer les op school?
A
hebben
B
weer
C
les
D
school

Slide 5 - Quizvraag

Het sneeuwde dinsdag even!
A
het
B
sneeuwde
C
dinsdag
D
even

Slide 6 - Quizvraag

Typ het werkwoord:

Ik maak een ommetje met de hond vandaag.

Slide 7 - Open vraag

WOORDSOORTEN

het lidwoord



- er zijn drie lidwoorden

de

het ('t)

een ('n)


Slide 8 - Tekstslide

WOORDSOORTEN

het zelfstandig naamwoord



- is een woord voor een mens, een dier, een plant, een ding

(me-di-pla-di)

- is een woord voor een naam of een gevoel


BIJVOORBEELD:

bakker, paard, tulp, tafel

Janneke, blij


Slide 9 - Tekstslide

WOORDSOORTEN

het lidwoord en het zelfstandig naamwoord





- je kunt altijd een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord zetten


de muzikant, het konijn, de paardenbloem, een spijker, het plezier


Slide 10 - Tekstslide

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

bovendien
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

formulier
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

schutting
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

snelheid
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 15 - Tekstslide

Noteer van zin 1 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 16 - Open vraag

Noteer van zin 2 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 17 - Open vraag

Noteer van zin 3 de twee zelfstandige naamwoorden. Staat er een lidwoord bij? Noteer dit ook.

Slide 18 - Open vraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 21 - Quizvraag

Weet je nog wat een bijvoeglijk naamwoord is?


A
Dat is een woord voor een mens, dier, plant, ding, gevoel of (eigen) naam.
B
Dat is een een woord dat zegt wat iemand of iets doet of overkomt.
C
Dat is een woord dat een plaats, tijd, reden of oorzaak aangeeft.
D
Dat is een woord dat iets verteld over een zelfstandig naamwoord.

Slide 22 - Quizvraag

Welke voorzetsels ken je?

Slide 23 - Woordweb


Welk voorzetsel ontbreekt?
Hij woont ... de kerk

A
in
B
op
C
over
D
naast

Slide 24 - Quizvraag


Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
De trein uit Amsterdam komt om vier uur aan.
A
uit
B
aan
C
uit, om
D
om, aan

Slide 25 - Quizvraag


Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
Marieke heeft een granaat gevonden in de speeltuin.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quizvraag


Wat is het werkwoord in onderstaande zin?
Wij werken graag thuis op de computer.
A
wij
B
werken
C
graag
D
computer

Slide 27 - Quizvraag

  • Wat: Luister naar het liedje. Vul de ontbrekende woorden in. Nadat het liedje is afgelopen noteer je achter de ingevulde woorden de juiste woordsoort: ww, zn, bn, lw, vz
  • Hoe: alleen
  • Hulp: uitleg in tekstboek en mevrouw de Vries
  • Tijd: 10 min.
  • Uitkomst: klassikaal bespreken
  • Klaar?: Overleg zachtjes met je buurman/vrouw. Hebben jullie dezelfde antwoorden? 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Bespreken

Slide 30 - Tekstslide