1MH Grammatica Blok 3 les 2

Welkom klas 1MH,
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...


Tot over 15 min ;-)
timer
15:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1MH,
Ga lekker zitten, pak je leesboek en duik in de wereld van jouw verhaal...


Tot over 15 min ;-)
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica blok 3 

Slide 2 - Tekstslide

START

- Wat weet je nog over het     

   zelfstandig naamwoord?

- Wat weet je nog over het
   lidwoord?

- Wat weet je nog van het
   bijvoeglijk naamwoord ?

- Wat weet je over het
   voorzetsel ?

Grammatica Blok 3


Slide 3 - Tekstslide

WOORDSOORTEN

het lidwoord en het zelfstandig naamwoord





- je kunt altijd een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord zetten


de muzikant, het konijn, de paardenbloem, een spijker, het plezier


Slide 4 - Tekstslide

spel: namen van...

mensen     dieren     planten     dingen     aardrijkskundige namen
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat is ook alweer en bijvoeglijk naamwoord ?

Slide 6 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 7 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoorden
                                       een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsels
  • Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 

  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz. 
  • Bv. opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 10 - Tekstslide

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 11 - Tekstslide

Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 12 - Quizvraag

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 13 - Quizvraag

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 14 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 15 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ben jij bang ... spinnen?
op
achter
voor
bij
tegen
aan

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 17 - Open vraag

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 18 - Open vraag

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 19 - Open vraag

VUL VOORZETSEL IN
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 20 - Open vraag

Vul een voorzetsel in:
We zijn ..... Brussel gereden.

Slide 21 - Open vraag

De ondernemende peuter kroop … de tafel - welk voorzetsel kun je hier neerzetten?

Slide 22 - Open vraag

Opdrachten:
11, 12 en 13 blz. 134 en 135

Wat je niet afkrijgt vandaag, is huiswerk voor morgen !

Slide 23 - Tekstslide