In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Economie
Quiz paragraaf 3.3
Slide 1 - Tekstslide
Wat is geen reden om geld te lenen / leenmotief:
A
Een onverwacht geldtekort
B
De koop van een gebruiksgoed
C
De koop van een huis
D
Voor de rente
Slide 2 - Quizvraag
Als je een krediet bij een bank hebt, moet je de bank twee dingen betalen: Je betaalt het leenbedrag terug dat heet ....?... En je betaalt rente als vergoeding omdat je het geld van de bank mag gebruiken.
Als je de rente en aflossing van je hypotheek niet meer kunt betalen, mag de bank het huis verkopen om het geld terug te krijgen. Het huis is dan het onderpand voor de lening.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Persoonlijke lening =
A
Je spreekt met de bank af tot welk maximumbedrag je wilt lenen, de kredietlimiet. Je mag op elk moment geld lenen, zolang het totale leenbedrag maar onder de kredietlimiet blijft.
B
Je spreekt met de bank een looptijd af en betaalt vaste termijnen voor rente en aflossing.
Slide 8 - Quizvraag
koop op afbetaling =
A
Je spreekt met de bank een looptijd af en betaalt vaste termijnen voor rente en aflossing.
B
Je betaalt de koopprijs in termijnen af. Je bent meteen na de koopafspraak eigenaar.
Slide 9 - Quizvraag
Je wilt een huis kopen. Welke lening gebruik je hiervoor?