paragraaf 3.3

Welkom...

bij economie!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom...

bij economie!

Slide 1 - Tekstslide

Programma voor vandaag:
- Huiswerk nakijken 
- Lesdoelen paragraaf 3.3
- Uitleg
- Zelfstandig aan het werk
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
We bespreken opgave 7 en 13 (pagina 76 en 77).

Slide 3 - Tekstslide

De lesdoelen van paragraaf 3.3
  1. welke redenen je kunt hebben om te lenen
  2. hoe je de kosten van een lening berekent
  3. welke soorten leningen er zijn
  4. waarom een koop op afbetaling ook een lening is

Slide 4 - Tekstslide

rol van de bank

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

geld lenen bij de bank
Je kunt een lening afsluiten bij de bank voor je aankopen:
  • consumptief krediet (voor bijv. apparaten, scooter, computer);
  • hypothecaire lening (voor het kopen van een huis).

Slide 7 - Tekstslide

Leenmotieven
  • Tijdelijk geldtekort
  • Nu iets kopen (het is belangrijk dat het gebruik van hetgeen je koopt langer duurt dan de looptijd van de lening)
  • Plotseling dringend geld nodig
  • Aankoop woning (hypothecaire lening)

Slide 8 - Tekstslide

Kredietvormen

Consumptief krediet (bank):

  • persoonlijke lening (lenen en terugbetalen in afgesproken termijnen);
  • doorlopend krediet (wat afgelost is mag opnieuw opgenomen worden);
  • salariskrediet (rood staan bij de bank).


Consumptief krediet (winkel):

  • koop op afbetaling (meteen eigenaar);
  • huurkoop (pas eigenaar na aflossing).


Slide 9 - Tekstslide

Hypothecaire lening (hypotheek)





Lening voor de aankoop van een huis of stuk grond.


Kenmerken:

  • Het huis of het stuk grond is onderpand. Als je de termijnen niet kunt betalen, verkoopt de bank het onderpand om de hypotheek af te lossen.
  • Lage rente: de bank loopt minder risico dan bij een lening zonder onderpand. Daarom is de rente bij een hypotheek lager dan bij een gewone lening.


Slide 10 - Tekstslide

Kredietkosten

Als je geld leent, krijg je te maken met verschillende kosten:

  • aflossing: terugbetaling van het leenbedrag;
  • rente: een percentage van het leenbedrag als vergoeding voor het lenen.

Je betaalt kredietkosten meestal op 
vaste momenten in maandelijkse termijnen.


Slide 11 - Tekstslide

Kredietkosten berekenen
  • Krediet = lening
  • Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
    Rekenvoorbeeld
    Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk 
    € 148. Looptijd is twee jaar. Bereken de kredietkosten.
    >> (24 x € 178 ) - € 3.000 = € 552

    Slide 12 - Tekstslide

    Hammid koopt een tv. Als Hammid direct betaalt is de verkoopprijs € 500.
    Hammid kiest er echter voor om de tv in termijnen te betalen.
    Hammid betaalt 12 termijnen van € 50.

    Bereken de kredietkosten.


    A
    € 50,00
    B
    € 100,00
    C
    € 500,00
    D
    € 600,00

    Slide 13 - Quizvraag

    Welke redenen zijn er om te lenen?

    Slide 14 - Open vraag

    Noem drie verschillende kredietvormen.

    Slide 15 - Open vraag

    Je leent € 1.000 en betaald in dit terug in maandelijkse termijnen van € 25. De looptijd van de lening is 4 jaar.

    Bereken de kredietkosten.
    A
    €1.300
    B
    €300
    C
    €1.200
    D
    €200

    Slide 16 - Quizvraag

    Voor de aankoop van een caravan sluiten je ouders een lening af van € 10.000 met een looptijd van 2 jaar.

    Bereken de kredietkosten.

    Slide 17 - Open vraag

    Zelfstandig aan het werk:
    Je gaat nu aan het werk met: paragraaf 3.3 opgave 1 tot en met 6
    Huiswerk voor de volgende les: opgave 7 tot en met 13.

    Slide 18 - Tekstslide

    Slide 19 - Video