H3 Herhaling

Economie 
3GT
H3 Herhaling
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie 
3GT
H3 Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Arbeid of bezit? ARBEID
  • Inkomen uit arbeid = loon/salaris
  • Maar ook een extra bonus of vakantiegeld
  • Of loon in natura
  • Waardoor kan inkomen verschillen?

Slide 2 - Tekstslide

Inkomen uit bezit
  • Je hebt inkomen uit iets wat je in bezit hebt
  • Bijvoorbeeld spaargeld
  • Of een tweede huis wat je verhuurt
  • Of aandelen 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Nationaal inkomen
  • Al het inkomen uit arbeid en bezit bij elkaar opgeteld 

Slide 5 - Tekstslide

Inkomensverschillen
  • Mensen met hoger inkomen kunnen meer kopen
  • Door verschil van inkomen is er een verschil in koopkracht

Slide 6 - Tekstslide

Inkomensverschillen in beeld
  • De Lorenz curve 

Slide 7 - Tekstslide

Lorenzcurve
Hoe lees je dat ook alweer?
Hoeveel procent van het besteedbaar inkomen werd verdiend door de armste 10% van de
huishoudens? 
En hoeveel door de rijkste 10% van de
huishoudens?
En hoeveel procent werd verdiend door de rijkste 30%?

Slide 8 - Tekstslide

Lorenzcurve
Hoeveel procent van het besteedbaar inkomen werd verdiend door de armste 10% van de
huishoudens? 
En hoeveel door de rijkste 10% van de
huishoudens?
En hoeveel procent werd verdiend door de rijkste 30%?

ongeveer 2% door de armste 10% van
de huishoudens en ongeveer 25% door
de rijkste 10% van de huishoudens

Slide 9 - Tekstslide

Lorenzcurve
Hoeveel procent van het besteedbaar inkomen werd verdiend door de armste 10% van de
huishoudens? 
En hoeveel door de rijkste 10% van de
huishoudens?
En hoeveel procent werd verdiend door de rijkste 30%?

ongeveer 2% door de armste 10% van
de huishoudens en ongeveer 25% door
de rijkste 10% van de huishoudens
ongeveer 100% – 47% = 53%

Slide 10 - Tekstslide

Inkomen zonder prestatie
  • Je krijgt iets zonder dat je een prestatie hoeft te leveren
  • De overheid speelt hierin een belangrijke rol

Slide 11 - Tekstslide

Inkomen zonder prestatie
  • Je krijgt iets zonder dat je een prestatie hoeft te leveren
  • De overheid speelt hierin een belangrijke rol

Slide 12 - Tekstslide

Overdrachtsinkomen
  • Er zijn voorwaarden 
  • Overheid bepaalt deze voorwaarden

Slide 13 - Tekstslide

Overdrachtsinkomen
  • Er zijn voorwaarden 
  • Overheid bepaalt deze voorwaarden

Slide 14 - Tekstslide

Inkomsten tegenover uitgaven
  • Je moet dit goed op elkaar afstemmen
  • Dat noem je budgetteren
  • Je ziet over je tekort komt of iets overhoudt
  • DOE dit als je inkomsten verschillen van je uitgaven

Slide 15 - Tekstslide

Uitgaven
  • Op vaste momenten
  • Regelmatig
  • Af en toe

Slide 16 - Tekstslide

Oefening

Slide 17 - Tekstslide

Reserveren
Betekenis
  • Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.   
  • Je reserveert vooral voor incidentele* uitgaven (vakantie, aanschaf duur apparaat).   
  • *incidenteel: af en toe
Voorbeeld
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.  

Hoeveel moet ze per maand reserveren? 

€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reververen.

Slide 18 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 19 - Tekstslide

Oefening
  • Stel: Je krijgt € 3, 00 dividend per aandeel. Hoeveel krijg je dan op 127 aandelen?
  • Antwoord:
  • Je hebt die aandelen gekocht voor € 12,35, je verkoopt ze voor € 15,75. Hoeveel koerswinst maak je?
  • Antwoord:
  • Totale opbrengst: 
  • Antwoord:

Slide 20 - Tekstslide

Oefening
  • Stel: Je krijgt € 3, 00 dividend per aandeel. Hoeveel krijg je dan op 127 aandelen
  • 127 x € 3,00= € 381,00
  • Je hebt die aandelen gekocht voor € 12,35, je verkoopt ze voor € 15,75. Hoeveel koerswinst maak je?
  • Antwoord:
  • Totale opbrengst: 

Slide 21 - Tekstslide

Oefening
  • Stel: Je krijgt € 3, 00 dividend per aandeel. Hoeveel krijg je dan op 127 aandelen
  • 127 x € 3,00= € 381,00
  • Je hebt die aandelen gekocht voor € 12,35, je verkoopt ze voor € 15,75. Hoeveel koerswinst maak je?
  • 127 x (15,75-12,35) = € 431,80
  • Totale opbrengst: € 381,00 + € 431,80 = € 812,80

Slide 22 - Tekstslide