In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Week 3 Lezen/luisteren + Schrijven
1e 30 min: Lezen/luisteren
H2 talks and conversation
zorg 2.4 + 2.5
2e 30 min: Schrijven
H13 Letters and emails
13.1 t/m 13.3
Slide 1 - Tekstslide
Listening H2 Talks and conversations
2.1 Making plans
In de Engelse taal worden veel hulpwerkwoorden (modals) gebruikt. Ze geven extra betekenis aan een zin.
Slide 2 - Tekstslide
Modal verbs
Modale werkwoorden (of modals) zijn hulpwerkwoorden die je gebruikt om extra betekenis te geven aan een hoofdwerkwoord in een zin. Ze blijven in elke zin hetzelfde en vervoegen niet bij bijvoorbeeld he/she/it.
Can, could, must, have to, may, might en should
Slide 3 - Tekstslide
Can
Betekenis:Iets is mogelijk/toegelaten. Iemand bezit de vaardigheid iets te doen
He can read.
Negatieve vorm: Can't
I can't go to the party.
Slide 4 - Tekstslide
Must
Must kan je gebruiken als je zeker bent van iets.
You have been walking all day so you must be tired.
Must kan je ook gebruiken wanneer je je mening geeft over iets dat iemand anders moet doen of het beste doet in een bepaalde situatie.
I haven’t seen her for ages so I must call her.
Slide 5 - Tekstslide
Have to
Have to gebruik je wanneer je iets moet doen, dus wanneer het verplicht of nodig is.
I have to wear glasses for reading.
Slide 6 - Tekstslide
May en might
Je gebruikt may en might wanneer iets mogelijk is.
It might be true.
It may be true.
De negatieve vorm van deze modal verbs zijn may not en might not.
She might not know.
Slide 7 - Tekstslide
Should
Meestal gebruikt als advies of om een mening uit te drukken.
You should call her.
Of om te praten over iets dat niet volgens je verwachting is of over iets dat niet klopt. Of over verwachtigen die je hebt.
She should be here by now.
Verleden: iets wat je had moeten doen of spijt van hebt.
I should have gone to the party.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Listening H2 Talks and conversations
2.2 Discussions
In gesprekken worden vaak meningen gevraagd en gegeven. Britten en Amerikanen doen dit vaak minder direct dan Nederlanders.
Slide 10 - Tekstslide
Modals
Engelstalige mensen zeggen dingen beleefder door hulpwerkwoorden (modals) te gebruiken. Ze kiezen vaker voor woorden als would, could, should en might in vragen en voorstellen.
Bijvoorbeeld: I would appreciate it if; I don’t think we should of You might want to think about the consequences.
Slide 11 - Tekstslide
Tag questions
In het Engels wordt vaak aan het eind van een zin een korte vraag geplakt als iemand bevestiging of bijval zoekt.
‘toch?’, ‘nietwaar?’ en ‘hè?’ Nederlands
Bijvoorbeeld: Netflix is not really expensive, is it? of Aimée has got a great job, hasn’t she?
Meer info: Grammar Survey 10.
Slide 12 - Tekstslide
Uitdrukkingen
De woorden think, guess en reckon worden vaak gebruikt om aan te geven wat iemand vindt. Je hoort daarom veel uitdrukkingen als I guess ..., ... don’t you think? en ... do you reckon?
Slide 13 - Tekstslide
Listening H2 Talks and conversations
2.3 Evaluating Work
Werk- en stagebesprekingen zijn belangrijk in je (school)carrière. Het is belangrijk dat je goed oplet tijdens een bespreking.
Slide 14 - Tekstslide
Tips:
Bedenk wat je al van het onderwerp weet.
Raak niet in paniek als je iets niet begrijpt, focus op wat je wel begrijpt.
Luister gericht naar dingen die je verwacht te horen.
Slide 15 - Tekstslide
Algemeen kijk en luisteren tips
Kijk en luister Engelstalige series/films/podcasts/docu's
Tip: Kies voor een onderwerp dat jou aanspreekt/ aansluit bij jouw vakgebied.
Pas op: series kijken is prima voor je basisbegrip van het Engels, maar ze gaan vaak niet over dingen die je in de werkelijkheid tegenkomt. Daarnaast is het taalgebruik niet altijd even professioneel.
Slide 16 - Tekstslide
Listening H2 Talks and conversations
2.4 Presentations
- Structuur
- Inleiding (wat wordt er gezegd)
- Kern (informatie)
- Slot (samenvatting)
Slide 17 - Tekstslide
Tips presenteren
to sum up, what I mean is en in other words geven aan dat de spreker iets gaat herhalen of samenvatten.
Let's move on to, this leads me to my next point en now I will geven aan dat er een nieuw onderdeel besproken zal worden.
Mocht je toch ergens de draad kwijtraken, probeer dan te bedenken tot waar je het wel begreep. Als je je daarop concentreert, kom je makkelijk weer op het goede spoor.
Slide 18 - Tekstslide
Opdrachten
2.1 Making plans Ex. 1,3,4 + exam ex.
2.2 Discussions Ex. 1,2,4 + exam ex.
2.3 Evaluating work Ex. 1,2,3 + exam ex.
2.4 Presentations Ex. 1,3,4,5 + exam ex.
Zorg Listening 2.4 + 2.5
Slide 19 - Tekstslide
Schrijven: H13 Letters and emails
13.1 Personal Notes
13.2 Arranging a holiday
12.3 zorg
Slide 20 - Tekstslide
13.1 personal notes
Prepare:
maak een kort lijstje van alle dingen die je moet vermelden.
Bij het maken van een afspraak zijn dat dingen als: hoe laat, waar, met wie en hoelang.
Zoek onbekende woorden op in het woordenboek.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Keep it simple
Schrijf korte, eenvoudige zinnen.
Dan wordt het bericht duidelijk en begrijpelijk.
Slide 23 - Tekstslide
Hoe begin/eindig je een informeel bericht?
Slide 24 - Woordweb
Opening and closing
Opening:
Dear + voornaam, of nog informeler met Hi + voornaam.
Afsluiting:
Bijvoorbeeld Thanks, Cheers, Bye, Best wishes, of Have a nice weekend, plus je eigen voornaam.
NOOIT GREETINGS!!!!
Slide 25 - Tekstslide
Standaardzinnen afsluiting
Slide 26 - Tekstslide
Check and double-check
Lees je bericht nog eens na.
Is je bericht duidelijk?
Gebruik ook de spelling- en grammaticacontrole op je computer.
Slide 27 - Tekstslide
13.2 Een online vakantie boeken
- Keuzemenu
- Opmerkingen vakje
- Mail sturen
Slide 28 - Tekstslide
Wat moet je invullen bij het boeken van een vakantie?
Slide 29 - Woordweb
Aanhef mail
1. Dear
2. Aanspreektitel (Mr. Mrs, Miss, Sir, Madam …)
3. a. Achternaam bekend: Achternaam
b. Achternaam onbekend: Dear Sir of Dear Madam
c. Achternaam + geslacht onbekend: Dear Sir/Madam
Slide 30 - Tekstslide
Standaardzinnen afsluiting
Slide 31 - Tekstslide
Wat betekent: Does the room have a private bathroom?
Slide 32 - Open vraag
Wat betekent: Does your B&B have Wi-Fi?
Slide 33 - Open vraag
Wat betekent: Can we have an extra bed in our room?
Slide 34 - Open vraag
Hoe zeg je: Heeft uw hotel gratis parkeergelegenheid?
Slide 35 - Open vraag
Hoe zeg je: Ik heb een tweepersoonskamer geboekt.