Grammatica zinsdelen onderwerp

timer
10:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica zinsdelen




persoonsvorm
onderwerp



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica 
 Ik | kan | zinsdelen | maken
Lesdoelen
1. Je kent drie manieren om de PV te vinden
2. Je weet hoe je zinsdelen maakt 
3. Je kunt het onderwerp vinden in een zin

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak kijk jij naar Netflix?
Wat is de persoonsvorm?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn ouders zouden graag willen dat de scholen weer opengaan.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.

- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.

- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 
(Ik loop niet ik lopen of wij fietsen niet ik fietsen)


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?


1. Stel de vraag wie of wat + alle werkwoorden
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Voorbeeld:
De wielrenners trainen wekelijks in groepsverband.
wie/wat + alle werkwoorden -> wie/wat trainen?
Antwoord = de wielrenners (onderwerp)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp?
Tijdens het eten las mijn vader de krant voor.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen maken 

- Een zinsdeel is een stukje van de zin met informatie die bij elkaar hoort. 

- Met | ....| geef je aan dat iets een zinsdeel is

- Zinsdelen controleer je door ze voor de PV te zetten


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zinsdelen:
Rosemarie drinkt een kop koffie
A
3
B
2
C
1
D
5

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen: neem de zin over, onderstreep pv, omcirkel het onderwerp en zet zinsdelen.

- Oliver kijkt nieuwsgierig naar de les.

- Klas 1B heeft zin in de vakantie.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oliver kijkt nieuwsgierig naar de les.
pv=
ow=

Slide 15 - Tekstslide

Oliver | kijkt | nieuwsgierig | naar de les.

pv = kijkt
wie/wat kijkt? = Oliver
Klas 1B heeft zin in de vakantie.
pv=
ow=

Slide 16 - Tekstslide

Klas 1B | heeft | zin | in de vakantie

PV = heeft
Wie/wat heeft? Klas 1B = ow
Zelfstandig werken HA
Maak opdracht 1, 2 en 3 op blz 208/209.
Zinsdelen mag je in je boek doen, pv en ow schrijf je in je schrift
Voorbeeld:
1a: pv= zie
       ow= je
strepen zinsdelen in je werkboek

Klaar?
- Extra maken opdracht 4
- Nakijken (antwoorden staan op Classroom). 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken A
Maak opdracht 1, 2 en 3 op blz 208/209.
Zinsdelen mag je in je boek doen, pv en ow schrijf je in je schrift
Voorbeeld:
1a: pv= heeft
       ow= De 12-jarige Duitse Alexa Lauenberger
strepen zinsdelen in je werkboek

Klaar?
- Extra maken opdracht 4
- Nakijken (antwoorden staan op Classroom). 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies