Middel/ doel
(om te, waarmee, daarmee)
vb. De docent geeft uitleg om de theorie te verduidelijken
Voorwaardelijk tekstverband
(als, mits, tenzij, wanneer, indien, op voorwaarde dat)
vb. We gaan lekker naar het strand, mits het mooi weer is.
vb. We gaan lekker naar het strand, tenzij het regent.