Homoniemen

Homoniemen
Je leert over homoniemen
( woorden met meerdere betekenissen)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Homoniemen
Je leert over homoniemen
( woorden met meerdere betekenissen)

Slide 1 - Tekstslide

Homoniem of niet?
Kussen
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Homoniem of niet?
Water
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord is geen homoniem?

A
Bang
B
Vliegen
C
Boer
D
Schop

Slide 4 - Quizvraag

homoniem
A
hetzelfde woord met een andere betekenis
B
een ander woord met dezelfde betekenis

Slide 5 - Quizvraag

Welk homoniem verbindt de twee afbeeldingen?

Slide 6 - Tekstslide


Slide 7 - Open vraag


Slide 8 - Open vraag

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 9 - Quizvraag

Welk homoniem past in de zin?
Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.

_______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent

Slide 10 - Quizvraag

Welk homoniem past in de zin?

De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.

_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken

Slide 11 - Quizvraag

Welk homoniem verbindt de twee afbeeldingen?

Slide 12 - Tekstslide


Slide 13 - Open vraag


Slide 14 - Open vraag