Fouten met verwijswoorden (deze pakken)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Onjuist verwijzen

Mannelijk   (de)      > hij, hem, zijn

Vrouwelijk  (de)      > zij, ze, haar

Onzijdig       (het)    > het, zijn

Het-woorden:
namen van landen/steden, clubs en verkleinwoorden

Vrouwelijke woorden 

-heid                            -de 

-nis                               -ie (familie)

-ing                              -ij 

- st (kunst)               - iek

-schap                       - theek 

-te                                - teit 

Onjuist verwijzen

De - woorden : die en deze
Het - woorden: dit en dat

Hen: na voorzetsel of als lijdend voorwerp

Hun: meewerkend voorwerp zonder voorzetsel + nooit ow!

Ik heb ... niet gezien!

1. hen
2. hun

Wij staan achter...in de rij.

1. hen
2. hun

Bart noteert ... gegevens op de lijst.

1. hen
2. hun

Ik geef ... een bosje bloemen mee voor de schrale troost.

1. hen
2. hun

Goed of fout:
De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.

1. Goed
2. fout

Onjuist verwijzen

dat: het-woord

wat: onbepaald voornaamwoord (alles, iets niets), overtreffende trap (het mooiste wat ik zie...), deel van een zin

Aan wie : personen

waaraan: zaken + dingen

Waar verwijst 'wat' naar?

Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij erg leuk vonden.

1. een vakantiehuis in Frankrijk
2. Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk

Waar verwijst 'dat' naar?

Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk dat wij erg leuk vonden.

1. een vakantiehuis in Frankrijk
2. Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk.

Onduidelijk verwijzen

- Verwijzen naar iets wat niet in de tekst staat:

Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.

- Er zijn meerdere antecedenten (dat waarnaar verwezen wordt) mogelijk:

Jos sloeg Tim, omdat hij ruzie met hem zocht.

Kies het juiste verwijswoord.
Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van... klanten.

1. haar
2. hen
3. hun
4. zijn

Kies het juiste verwijswoord.
De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van ... klanten.

1. haar
2. hen
3. hun
4. zijn

Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, ... veel bliksemschade opleverde.

1. dat
2. wat

..., die volgend jaar examen doet, wil docente worden.

1. Zijn zus
2. Zijn zusje

OP school zag ik een meisje ... als twee druppels water op jou lijkt.

1. die
2. dat

Alles ... ik had, ben ik inmiddels kwijt.

1. dat
2. wat

Het allereerste ... ik doe als ik thuiskom, is de kat aaien.

1. dat
2. wat

Ken jij de popgroep Queen, ... het nummer 'Bohemian Rhapsody' al jaren één staat in de Top 2000/

1. van wie
2. waarvan

Daar is ... met wie opa altijd wandelt.

1. de hond
2. de mevrouw