34. Stunde 3HD 22/23

  Herzlich Willkommen
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setz dich auf deinen Platz                                                  

3. Pak dein Arbeitsbuch
                                                                      
4. Nicht reden
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  Herzlich Willkommen
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setz dich auf deinen Platz                                                  

3. Pak dein Arbeitsbuch
                                                                      
4. Nicht reden

Slide 1 - Tekstslide

WAS haben wir letzte Stunde gemacht?

Slide 2 - Tekstslide

     Wechselpräpositionen (= Keuzevoorzetsel)

    Was weißt du noch?
     Schreibe alles auf
     Zeit: 2 Min.

Slide 3 - Tekstslide

Lernziel
Rebus: Welches Wort wird gesucht auf NL. Tip: es geht um die Grammatik

Slide 4 - Tekstslide

Lernziel

     Wechselpräpositionen (= Keuzevoorzetsel)

Slide 5 - Tekstslide

Programm
Toets : Volgende week? 
Grammatik besprechen/ üben
Aufgaben machen /besprechen 
HA

Slide 6 - Tekstslide

Toetsen
VWO                                     Havo:
SO - K4:                               SO- K4 - Deel 1             :  20/ 4 
Luistertoets                                                                  : 16/5
repetitie - K4 :                   SO- K4- Deel 2            :  2/6
Grammatica / WS- toets :                                                 : 
Leestoets:                                                                          toetsweek

Slide 7 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Deutsch

Slide 8 - Tekstslide

Lernziel
Je kent de keuzevoorzetsels en kunt ze met de juiste naamval toepassen.

Grammatik B+C Kapitel 4

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

An die Arbeit!
Kapitel 4 Lektion 1:
S. 13/Nr. 9- 14

Zeit: 20 Min.
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Hausaufgaben
Montag
  • Lernen Wörter K4: L1- L3 + Grammatik
  • RM: L3

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Kort:
Als je wil bepalen welke naamval de keuzevoorzetsel in de zin heeft. Dan kijk je naar het volgende:
  1. Derde naamval: je bent ergens (waar?) / rust / toestand (wanneer?)
  2. Vierde naamval: je komt ergens (waarheen?) / beweging 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Extra uitleg?
Bekijk dan de video op de volgende pagina.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Leg in je eigen woorden uit wat je bij de keuzevoorzetsels moet doen.

Slide 20 - Open vraag

Vertaal het voorzetsel.

Das Pferd steht neben dem Hund.
A
naast
B
in
C
naar

Slide 21 - Quizvraag

Welke naamval staat dikgedrukt?
Die Apotheke ist zwischen der Bank und dem Restaurant. 
A
1e
B
3e
C
4e

Slide 22 - Quizvraag

Welke naamval staat dikgedrukt?
Wir fahren morgen an den See.
A
1e
B
3e
C
4e

Slide 23 - Quizvraag

Noem de
keuzevoorzetsels
(zijn er 9).

Slide 24 - Woordweb

Antwoord:
  1. an
  2. auf
  3. hinter
  4. über
  5. vor
  6. in
  7. unter
  8. neben
  9. zwischen
Andere volgorde is prima!

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels? 
3e naamval
4e naamval

Slide 26 - Sleepvraag

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de derde naamval? [meerdere antwoorden]

A
Wohin?
B
Wann?
C
Wo?
D
Warum?

Slide 27 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels:
Welke vraag kun je stellen voor de vierde naamval?
A
Wohin?
B
Wann?
C
Wo?
D
Warum?

Slide 28 - Quizvraag

Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Wir müssen über deinem Bruder sprechen!
Der Ball rollt unter das Auto
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer.
Ich wohne über dem Geschäft.
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch.
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch.

Slide 29 - Sleepvraag

Vul in.
Das Auto steht vor d...…. Garage (v)

Slide 30 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De auto staat vor d.... garage (v).
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'staat' is geen beweging. Je kunt vragen 'waar'? Dus 3de naamval vrouwelijk.

Dus: Das Auto steht vor der Garage (v)

Slide 31 - Tekstslide

Vul in.
Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 32 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het schrift valt op de grond.
op = keuzevoorzetsel
Het werkwoord 'vallen' is een beweging.
Dus 4de naamval mannelijk.

Dus: Das Heft fällt auf den Boden (m).


Slide 33 - Tekstslide

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 34 - Quizvraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? 
Antwoord: ligt op de tafel. Dus 3e naamval.

Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).
3de naamval -> der (1)                 dem (3).

Slide 35 - Tekstslide

Das Bild hängt an d.... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 36 - Quizvraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: De foto hangt aan de muur.
an (aan) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? Antwoord: aan de muur. 
Dus 3e naamval vrouwelijk.

Dus: Das Bild hängt an der Mauer (v).

Slide 37 - Tekstslide

Vul in. Let op de naamval.
An [welke] Tag kommt ihr denn an?

Slide 38 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Op welke dag komen jullie dan aan?
an (op) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'wanneer' (= een tijd)?  Dus 3e naamval.

Dus: An [welke] Tag (m) kommt ihr denn an?
1de naamval -> der (1)                 dem (3).
welk = welch                    welchem

Slide 39 - Tekstslide

Vul in. Let op de naamval.
Ich lege deinen Schlüssel auf d... Tisch (m).

Slide 40 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik leg jouw sleutel op de tafel.
auf (op) = keuzevoorzetsel
Het gaat hier om een beweging (iets neer leggen). 
Dus 4e naamval.

Dus: Ich lege deinen Schlüssel auf d... Tisch.
1de naamval -> der (1)                 den (4).

Slide 41 - Tekstslide

Mehr üben?
Op de volgende pagina's vind je nog meer oefeningen + uitleg en antwoorden.

Deze hoef je dus niet te maken. De voorbeelden komen wel uit het werkboek.

Slide 42 - Tekstslide

Vul in.
Stehst du immer so lange vor d.... Spiegel (m)?

Slide 43 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Sta jij altijd zo lang voor de spiegel?
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'Waar?'. Dus 3e naamval.

Dus: Stehst du immer so lange vor d... Spiegel?
1de naamval -> der (1)                 dem (3).

Slide 44 - Tekstslide

Vul in.
Ich warte (voor de) Apotheke (v).

Slide 45 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Ik wacht voor de apotheek.
vor (voor) = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'Waar?'. Dus 3e naamval.

Dus: Ich warte (voor de) Apotheke (v).
1de naamval -> die (1)                 der (3).
Antwoord: Ich warte vor der Apotheke (v).


Slide 46 - Tekstslide

Vul in.
Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.

Slide 47 - Open vraag

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Mijn opa gaat op de bank in het park zitten.
auf (op) = keuzevoorzetsel
'gaan zitten' is een beweging. Dus 4e naamval.

Dus: Mein Opa setzt sich (op de) Bank (v) im Park.
1de naamval -> die (1)                 die (4).
Antwoord: Mein Opa setzt sich auf die Bank (v) im Park.


Slide 48 - Tekstslide