A2 herhaling woordvolgorde thema( 1 en) 2

woordvolgorde thema 2 (en 1)
feest
kaartjes
eten kiezen
groter - het grootst
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

woordvolgorde thema 2 (en 1)
feest
kaartjes
eten kiezen
groter - het grootst

Slide 1 - Tekstslide

doel
1.7: Ik kan zinnen maken met EN, MAAR, WANT, OF in de zin.
2.7:Ik kan zinnen maken die beginnen met een tijd of een plaats.
2.9: Ik kan uitleggen  hoe je eten maakt/iets doet. In de goede volgorde

Slide 2 - Tekstslide

bed
uit
ik
ga
eerst

Slide 3 - Sleepvraag

Bij volgordewoorden
Eerst
Dan
Daarna
Ten slotte
is de volgorde..........

Slide 4 - Tekstslide

Dan
A
ik trek mijn kleren aan
B
trek ik mijn kleren aan

Slide 5 - Quizvraag

Daarna
A
doe ik mijn haren
B
ik doe mijn haren

Slide 6 - Quizvraag

Ten slotte.......
ik /eten/ontbijt
(let op werkwoord)

Slide 7 - Open vraag

voegwoorden
en, maar, want, of
je plakt twee zinnen aan elkaar met deze woorden met een komma (,)

Slide 8 - Tekstslide

Maak af:
Ik ga naar bed, want.........

Slide 9 - Open vraag

verandert er iets?
Ik ga naar bed.Ik ben moe.
Ik ga naar bed, want ik ben moe.

Slide 10 - Tekstslide

Ik ga naar bed en........

Slide 11 - Open vraag

Zet je koffie of....
(gebruik het werkwoord weer)

Slide 12 - Open vraag

Ik heb een dikke jas aan maar..........

Slide 13 - Open vraag

Dus niet 1-2-3 maar 2-1-3
na volgordewoorden wisselt het werkwoord (2) met het onderwerp (mens,dier, ding = 1)
Ik ga uit bed (1,2,3)
Eerst ga ik uit bed. (2,1,3)
Na de voegwoorden en-maar- want - of
Bijft de woordvolgorde normaal

Slide 14 - Tekstslide


A

Slide 15 - Quizvraag

En bij een woord van tijd/plaats aan het begin?
Vandaag
Morgen
In Amsterdam

Slide 16 - Tekstslide

wat is goed?
A
Morgen ik ga naar Spanje.
B
Ik ga morgen naar Spanje.

Slide 17 - Quizvraag

wat is goed?
A
In de keuken staan de kopjes.
B
De kopjes staan in de keuken.

Slide 18 - Quizvraag

Ik bel morgen.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Morgen ik bel.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Morgen bel ik.
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

De gewone zin (1,2,3 zin)
verandert als de zin niet met het onderwerp begint, maar met een deel van tijd, plaats of volgorde.
Dan wordt het:
TIJD - 2,1,3
PLAATS - 2,1,3
VOLGORDEWOORD - 2,1,3.

Slide 22 - Tekstslide

doel
1.7: Ik kan zinnen maken met EN, MAAR, WANT, OF in de zin.
2.7:Ik kan zinnen maken die beginnen met een tijd of een plaats.
2.9: Ik kan uitleggen  hoe je eten maakt/iets doet. In de goede volgorde

Slide 23 - Tekstslide