In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Schrijven H1 en H2
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je kunt een inleiding en een slot schrijven
Je kunt schrijven volgens een vaste tekststructuur
Slide 2 - Tekstslide
Welke functies heeft een inleiding?
A
Tekststructuur duidelijk maken
B
Informeren en standpunt geven
C
Koppeling met de actualiteit en onderwerp noemen
D
Aandacht trekken en onderwerp introduceren
Slide 3 - Quizvraag
Inleiding
Aandacht van de lezer trekken (alinea 1):
Actualiteit
Geschiedenis
Voorbeeld/anekdote
Persoonlijk belang
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Hoe trekt Jaap de aandacht?
A
Met actualiteit
B
Met een voorbeeld
C
Met iets uit de geschiedenis
D
Met een persoonlijk belang
Slide 6 - Quizvraag
Inleiding
Onderwerp introduceren (alinea 1 of 2):
Hoofdvraag (en deelvragen) stellen bij een verschijnsel
Een probleem formuleren
Standpunt geven
Slide 7 - Tekstslide
Vaste tekststructuren
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting
Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger
situatie nu
conclusie /
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Hoe wordt het onderwerp verder geïntroduceerd?
A
Met een standpunt
B
Door een probleemstelling
C
Door een hoofdvraag te stellen
Slide 10 - Quizvraag
Wat hoort niet in het slot van een tekst?
A
Conclusie
B
Antwoord op de (hoofd)vraag
C
Beste oplossing
D
Nieuwe informatie over standpunt
Slide 11 - Quizvraag
H2 Schrijven volgens een vaste structuur
Bepaal het onderwerp, het tekstdoel en de hoofdgedachte.
Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.
Maak een bouwplan aan de hand van de gekozen structuur.
Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het tekstdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.
Gebruik tijdens het schrijven structurerende woorden en zinnen als daardoor, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.
Slide 12 - Tekstslide
Aan de slag
Maken: Schrijven H2
startopdracht en opdracht 1, 2 en 3
Denk goed na welke tekststructuur bij welk tekstdoel past. Denk vast na over jouw artikel over het boek dat je gaat lezen.