4m - L4 P1 - Verben: Präsens & start Perfekt

   Deutsch!    
4M 

Les 4 P1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Deutsch!    
4M 

Les 4 P1

Slide 1 - Tekstslide

Studienführer
Voorbereiding voor les 4:
maken: Aufgabe 1 t/m 5 van Grammatik

Verwerkingsopdrachten na les 4:
maken: Aufgabe 6 t/m 11 van Grammatik

Slide 2 - Tekstslide

Unterrichtsziele
- je kunt hulpwerkwoorden in de verleden tijd vervoegen
- je kunt Duitse (zwakke) werkwoorden vervoegen:
- tegenwoordige tijd
- voltooide tijd

Slide 3 - Tekstslide

Het werkwoord haben OVT
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 4 - Sleepvraag

Het werkwoord sein OVT
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
waren
waren

Slide 5 - Sleepvraag

Het werkwoord werden OVT
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wurde
wurdest
wurde
wurden
wurdet
wurden

Slide 6 - Sleepvraag

Hoe vervoeg je werkwoorden in het Duits?
schrijf het ezelsbruggetje op

Slide 7 - Woordweb

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat hebben we nodig voor de voltooide tijd?


- een hulpwerkwoord
> haben
> sein
- een voltooid deelwoord

Slide 10 - Tekstslide

Hoe ziet dat er in een zin uit?


Ich ......... im Ausland ................ .
Ich habe im Ausland gewohnt.

Ich .....  in die Türkei ........... .
Ich bin in die Türkei gereist.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord hören?
A
er hat gehört
B
er hat gehörd

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste wir-vorm in Perfekt van het werkwoord 'glauben'?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Was hat er ........................ ?
A
geantwortet
B
geantwort
C
antwortet
D
geantwortt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste du-vorm in Perfekt van het werkwoord 'antworten'?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Das Festival ist gut ... .
A
georganisiert
B
organisiert

Slide 19 - Quizvraag

Mein Bruder hat im Ausland
A
studiert
B
gestudiert

Slide 20 - Quizvraag

Zet "Hier passiert nichts." in Perfekt:

Slide 21 - Open vraag

Zet 'Das interessiert mich." in Perfekt:

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Vertaal: ik heb gereisd
A
ich habe gereisd
B
ich bin gereist

Slide 24 - Quizvraag

Ik heb gezeild = ich ... gesegelt
A
bin
B
habe

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'schwimmen'?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'aussteigen'?
A
er ist ausstiegen
B
er hat ausstiegen
C
er ist ausgestiegen
D
es hat ausgestiegen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'benutzen'?

Slide 29 - Open vraag

Zet "Er legt sein Handy weg." in Perfekt:

Slide 30 - Open vraag

Verwerkings-opdrachten


Verwerkingsopdrachten NA les 4:

maken: Grammatik Aufgabe 6 t/m 11

Slide 31 - Tekstslide