Poezie 29/5

Vandaag

•Bespreking hw
Herhaling
rijm: maken
opdr. 8 en 9 syllabus


Uitleg
metrum


Stijlfiguren

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag

•Bespreking hw
Herhaling
rijm: maken
opdr. 8 en 9 syllabus


Uitleg
metrum


Stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Metrum

Ritme binnen gedichten

Afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen


Thesis: zwakker beklemtoonde lettergreep   v

Arsis: beklemtoonde lettergreep     -

Slide 2 - Tekstslide

Versvoet
Een vaste combinatie van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Welke metrum heeft je eigen naam?

Slide 7 - Open vraag

Stijlfiguren

Slide 8 - Woordweb

Stijlfiguren

Trucjes met taal die je gebruikt om ergens de nadruk op te leggen.


Stijlfiguren zijn dus niet per se figuurlijk taalgebruik (het kan wel).

Slide 9 - Tekstslide

Tegenstelling (anthithese)

Tegengestelde zaken zijn naast elkaar gezet.


arm-rijk

dood-levend

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling (repetitio)
Je gebruikt twee keer hetzelfde woord.

Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt.
Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
Waar, o waar heb ik dat nu opgeslagen?

Slide 11 - Tekstslide

Paradox

Schijnbare tegenstelling. Het lijkt tegengesteld maar het is het niet.


Het heelal is oneindig maar het dijt toch uit.

Zeg nooit nooit


Slide 12 - Tekstslide

Opsomming (enumeratie)
Wordt gebruikt om iets te benadrukken. Meestal zit er in de opsomming een climax of anticlimax. Minimaal 3 opsommingen.
‘Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje.’

Slide 13 - Tekstslide

Climax en anticlimax
Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden.

      Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.


Anticlimax: het tegengestelde van een climax

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.

Slide 14 - Tekstslide

Parallellisme

Zinnen verlopen op dezelfde manier. Vaak beginnen ze hetzelfde.



Slide 15 - Tekstslide

Pleonasme


Eigenschap noemen die datgene altijd heeft.


Witte sneeuw

Ronde cirkel

Slide 16 - Tekstslide

Tautologie

Je noemt een aantal keer woorden met dezelfde betekenis (synoniemen)


Klimmen en klauteren

Schots en scheef

Maar echter

Slide 17 - Tekstslide

Overdrijving (hyperbool)

Iets wordt grote gemaakt dan het in werkelijkheid is.


Ik ga dood van de honger.

Slide 18 - Tekstslide

Understatement
- Understatement
Je drukt iets opzettelijk zwakker uit dan het in werkelijkheid is. Je wilt daarmee juist sterker overkomen.
Tegenovergestelde van een hyperbool.

  1. Arjen Robben kan een aardig balletje trappen. ‏
  2. Als je een één voor de toets hebt gehaald, zul je wel een paar foutjes hebben gemaakt.













Slide 19 - Tekstslide

Eufemisme
Een woord, zinsdeel of hele zin waarmee iets mooier of vriendelijker wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Het wordt gebruikt om de negatieve gevoelens te verbergen.

Bijvoorbeeld: heengaan – overlijden
Werkzoekend of baanloos – werkloos
Het kleinste kamertje - wc

Slide 20 - Tekstslide

Maken opdracht 10 syllabus

Slide 21 - Tekstslide