In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 35 min
Onderdelen in deze les
Lesplanning
Herhaling stijlfiguren tot nu toe
Uitleg nieuwe stof
Oefenen nieuwe stof
Huiswerk
Slide 1 - Tekstslide
Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt? De bal rolt goed over het groene gras.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Understatement
D
Eufemisme
Slide 2 - Quizvraag
In welke zin staat een Hyperbool?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter heeft erge honger.
Slide 3 - Quizvraag
In welke zin staat een Understatement?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.
Slide 4 - Quizvraag
In welke zin staat een eufemisme?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.
Slide 5 - Quizvraag
Van welk stijlfiguur wordt hier gebruik gemaakt? "Ik heb nieuwe schoentjes gekocht." zegt de man met schoenmaat 52.
A
Eufemisme
B
Understatement
C
Pleonasme
D
Tautologie
Slide 6 - Quizvraag
Opsomming (enumeratie)
Wordt gebruikt om iets te benadrukken. Meestal zit er in de opsomming een climax of anticlimax. Minimaal 3 opsommingen. ‘Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje.’
Slide 7 - Tekstslide
Climax en anticlimax
Een reeks woorden die in betekenis steeds sterker worden.
Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.
Anticlimax: het tegengestelde van een climax
Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
Slide 8 - Tekstslide
Herhaling (repetitio)
Je gebruikt twee keer hetzelfde woord.
Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt. Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen. Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe! Waar, o waar heb ik dat nu opgeslagen?
Slide 9 - Tekstslide
Climax
Een climax bouwt op naar een hoogtepunt:
groot, groter, grootst
rijk, rijker, rijkst
3, 2, 1,... KaBOOOM!
Anti-climax
Een ant-climax bouwt op naar een hoogtepunt, maar heeft een teleurstellende afloop.