les 22 poëzie-analyse les 6

Poëzie les 4
5h, welkom bij Nederlands! 
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de (telefoon)tas!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Poëzie les 4
5h, welkom bij Nederlands! 
Telefoon mee naar de les? Stop hem dan in de (telefoon)tas!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Opdrachten vorige les bespreken
- Herhalingsopdrachten theorie

Slide 2 - Tekstslide

Gedichten bespreken
Lees het gedicht De Kalverstraat op blz. 19
Maak daarbij de opdracht onderaan op blz. 25
Lees het gedicht Ja op blz. 16,
maak de opdracht op blz. 24

Slide 3 - Tekstslide

Noteer de beeldspraak. Kies uit: vergelijking met als, vergelijking zonder als, metafoor, personificatie, metonymia.
  1. Ik vind dat je minderjarigen een beetje uit de wind moet houden.
  2. Ik schrijf mijn gedachten even snel op een geeltje.
  3. Duitsland heeft vorige week een nieuw belastingstelsel ingevoerd.
  4. Het papier wacht geduldig op mijn nieuwe roman.
  5. Ik verslind de nieuwe afleveringen van mijn lievelingsserie.
  6. Ik ben niet bang voor dieven, want van een kale kip kun je niet plukken.
  7. Mijn buurvrouw is echt een heks: ze is altijd aan het schreeuwen.
  8. Het is heerlijk zitten op het pluche.

Slide 4 - Tekstslide

Noteer de beeldspraak. Kies uit: vergelijking met als, vergelijking zonder als, metafoor, personificatie, metonymia.
  1. Ik vind dat je minderjarigen een beetje uit de wind moet houden.
  2. Ik schrijf mijn gedachten even snel op een geeltje.
  3. Duitsland heeft vorige week een nieuw belastingstelsel ingevoerd.
  4. Het papier wacht geduldig op mijn nieuwe roman.
  5. Ik verslind de nieuwe afleveringen van mijn lievelingsserie.
  6. Ik ben niet bang voor dieven, want van een kale kip kun je niet plukken.
  7. Mijn buurvrouw is echt een heks: ze is altijd aan het schreeuwen.
  8. Het is heerlijk zitten op het pluche.

  1. metafoor
  2. metonymia
  3. metonymia
  4. personificatie
  5.  metafoor
  6. metafoor
  7. vergelijking
  8. metonymia

Slide 5 - Tekstslide

Noteer het stijlfiguur Kies uit: hyperbool, understatement, paradox, antithese, repetitio, woordspeling, eufemisme.
  1. Vivaldi kon best een grappig deuntje componeren.
  2. Hebben jullie al gepraat over de bloemetjes en de bijtjes?
  3. Staat er een olifant op het toneel. Wat denk je? Toneelstuk.
  4. Slapen, slapen, slapen… jij doet niets anders meer!
  5. De enige constante in het leven, is dat alles weer verandert.
  6. Waar bleef je nou? Ik zit al een eeuw op je te wachten!
  7. Mijn broertje en ik zijn als dag en nacht.
  8. Laten we het erop houden dat mijn vader een uniek karakter heeft.

Slide 6 - Tekstslide

Noteer het stijlfiguur Kies uit: hyperbool, understatement, paradox, antithese, repetitio, woordspeling, eufemisme.

  1. Vivaldi kon best een grappig deuntje componeren.
  2. Hebben jullie al gepraat over de bloemetjes en de bijtjes?
  3. Staat er een olifant op het toneel. Wat denk je? Toneelstuk.
  4. Slapen, slapen, slapen… jij doet niets anders meer!
  5. De enige constante in het leven, is dat alles weer verandert.
  6. Waar bleef je nou? Ik zit al een eeuw op je te wachten!
  7. Mijn broertje en ik zijn als dag en nacht.
  8. Laten we het erop houden dat mijn vader een uniek karakter heeft.

  1. understatement
  2. eufemisme
  3. woordspeling
  4. repetitio
  5. paradox
  6. hyperbool
  7. antithese
  8. understatement

Slide 7 - Tekstslide

Dichtvormen
Er zijn vrije gedichten, maar ook vaste dichtvormen.

Slide 8 - Tekstslide

Op vieze Anna

Hier ligt nu Anna Hinkepoot
in de armen van de dood.
Verrukt dat ze eind’lijk slapen kan
in de armen van een man.

John O’Mill



Hoe heet dit soort gedicht ook alweer?

Slide 9 - Tekstslide

Op vieze Anna

Hier ligt nu Anna Hinkepoot
in de armen van de dood.
Verrukt dat ze eind’lijk slapen kan
in de armen van een man.

John O’Mill



Hoe heet dit soort gedicht ook alweer?

1: De limerick
- Kort: maar vijf regels
- Gebruik van humor
- De eerste regel eindigt vaak op een plaats en/of introduceert een naam
- Zie het als een chique mop!

Slide 10 - Tekstslide


Oeroude vijver,
een kikvors die erin springt:
geluid van water.

Matzuo Basho




Hoe heet dit soort gedicht ook alweer?





Slide 11 - Tekstslide


Oeroude vijver,
een kikvors die erin springt:
geluid van water.

Matzuo Basho




Hoe heet dit soort gedicht ook alweer?

2: De haiku
Oorsprong in Japan
Zeventien lettergrepen
Heeft vaak te maken met de natuur
Diepere betekenis



Slide 12 - Tekstslide

Hoe heet dit soort gedicht ook alweer?





Slide 13 - Tekstslide

Hoe heet dit soort gedicht ook alweer?

3: Visuele poëzie
De schrijfwijze of typografie (= hoe iets is afgedrukt) sluit aan bij de inhoud van het gedicht
Vaak een bijzondere vorm




Slide 14 - Tekstslide

Hoe heet dit soort gedicht ook alweer?





Slide 15 - Tekstslide

Oefenen:

Pak het volgende gedicht erbij: ‘Werkster’ van Gerrit Achterberg (blz 14). De vragen die erbij horen staan op blz. 24. Maak de vragen 1 t/m 9.


(frik is een 'bekrompen schoolmeester')

Van de vorige les:

Lees het gedicht De Kalverstraat op blz. 19
Maak daarbij de opdracht onderaan op blz. 25
Lees het gedicht Ja op blz. 16,
maak de opdracht op blz. 24

Slide 16 - Tekstslide

Boekverslag
Let op! Aanstaande dinsdag:
lesuur om aan je boekverslag te werken.
Vrijdag voor de vakantie (13 oktober): deadline handelingsdeel 
(graag vóór de middag inleveren i.v.m. printen)

Slide 17 - Tekstslide