In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Heb je vertrouwen in de toets?
A
Makkelijk
B
Zes is prima
C
Rond de vijf
D
Ben er bang voor
Slide 1 - Quizvraag
• De omzet op rekening inclusief 9% omzetbelasting bedraagt € 398.940,-. • De contante omzet inclusief 9% omzetbelasting bedraagt € 16.895,-. • De gemiddelde brutowinst is 20% van de verkoopprijs. • Een jaar is 365 dagen. Bereken de inkoopwaarde van de omzet
A
300.000
B
305.200
C
400.000
D
405.200
Slide 2 - Quizvraag
Hoeveel uur denk je totaal voor te bereiden?
A
5-
B
5 tot 10
C
10 tot 15
D
15+
Slide 3 - Quizvraag
Verkopen op rekening dienen pas over 2 maanden (krediettermijn) betaald te worden door klanten. De omzet 2019 wordt als volgt geschat: - januari € 180.000 - februari € 200.000 - maart € 190.000
Op welke overzicht over januari komt dit voor?
A
Liquiditeitsbegroting
B
Resultatenbegroting
C
Beide overzichten
Slide 4 - Quizvraag
Februari: Inkopen: 160.000; Verkopen 175.000 Maart: Inkopen: 150.000; Verkopen 200.000 April: Inkopen: 180.000; Verkopen 187.500 Mei: Inkopen: 180.000; Verkopen 225.000 Juni: Inkopen: 160.000; Verkopen 225.000 Alles ex 21% btw: inkopen zijn contant en worden een maand later verkocht; Verkopen krediettermijn van 2 maanden; Bereken de ontvangsten in Q2
A
verkopen van februari, maart, april ex btw
B
verkopen van april, mei, juni ex btw
C
verkopen van februari, maart, april incl btw
D
verkopen van april, mei, juni incl btw
Slide 5 - Quizvraag
Februari: Inkopen: 160.000; Verkopen 175.000 Maart: Inkopen: 150.000; Verkopen 200.000 April: Inkopen: 180.000; Verkopen 187.500 Mei: Inkopen: 180.000; Verkopen 225.000 Juni: Inkopen: 160.000; Verkopen 225.000 Alles ex 21% btw: inkopen zijn contant en worden een maand later verkocht Verkopen krediettermijn van 2 maanden ; Bereken de opbrengsten in Q2
A
verkopen van februari, maart, april ex btw
B
verkopen van april, mei, juni ex btw
C
verkopen van februari, maart, april incl btw
D
verkopen van april, mei, juni incl btw
Slide 6 - Quizvraag
Afschrijvingskosten zijn:
A
uitgaven die geen kosten zijn.
B
uitgaven
C
kosten die ook uitgaven zijn.
D
kosten die geen uitgaven zijn.
Slide 7 - Quizvraag
Februari: Inkopen: 160.000; Verkopen 175.000 Maart: Inkopen: 150.000; Verkopen 200.000 April: Inkopen: 180.000; Verkopen 187.500 Mei: Inkopen: 180.000; Verkopen 225.000 Juni: Inkopen: 160.000; Verkopen 225.000; Alles ex 21% btw: inkopen zijn contant en worden een maand later verkocht Verkopen krediettermijn van 2 maanden; bereken de uitgaven in Q2
A
inkopen maart, april, mei ex btw
B
inkopen van april, mei, juni ex btw
C
inkopen van maart, april, mei incl btw
D
inkopen van april, mei, juni incl btw
Slide 8 - Quizvraag
Februari: Inkopen: 160.000; Verkopen 175.000 Maart: Inkopen: 150.000; Verkopen 200.000 April: Inkopen: 180.000; Verkopen 187.500 Mei: Inkopen: 180.000; Verkopen 225.000 Juni: Inkopen: 160.000; Verkopen 225.000; Alles ex 21% btw: inkopen zijn contant en worden een maand later verkocht Verkopen krediettermijn van 2 maanden; bereken de kosten in Q2
A
inkopen maart, april, mei ex btw
B
inkopen van april, mei, juni ex btw
C
inkopen van maart, april, mei incl btw
D
inkopen van april, mei, juni incl btw
Slide 9 - Quizvraag
De maandelijkse afschrijvingskosten m.b.t. inventaris zullen € 1.000 bedragen in 2019.