Do 19 sept persoonsvorm/ werkwoorden

Grammatica blok 1
Wat zijn werkwoorden?
Wat is de persoonsvorm?
Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Wat is het onderwerp?

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica blok 1
Wat zijn werkwoorden?
Wat is de persoonsvorm?
Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Wat is het onderwerp?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is ww.

In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt 
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Voorbeelden van werkwoorden: 

Lopen             Zijn
Fietsen           Leren
Rennen          Eten
Koken             Voetballen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Er zijn regels om die werkwoorden goed te schrijven.

Dit kan aan de hand van het werkwoord 'lopen'.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde.

Alle werkwoorden in de zin = werkwoordelijk gezegde (WWG).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
gekeken.
Het werkwoordelijk gezegde
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
.
Het werkwoordelijk gezegde
Het wedstrijdschema
wordt
door de handbaltrainer
op Facebook
gezet.

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
De voorzitter
reikt
na het toernooi
de prijzen
uit

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Fatma
moet
hard
lachen

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Alvaro
zit
met
zijn haar
te
spelen

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Jullie
hebben
haar werk
goed
gedaan

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
goede bedoelingen
verhuizen
heb willen houden
zijn
zijn hond

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
rood
verhuizen
hebben
zijn
hond

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
Kopje
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn broer
had
een auto
gekocht.

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fietst
Verhuis
Opgehangen
Persoonsvorm
Geen persoonsvorm

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
is
gisteren
naar de supermarkt
geweest.

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Wie
komt
mee
naar
Walibi?

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Die chick
wil
een relatie.

Slide 21 - Sleepvraag

3 minuten
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn broer
heeft
een auto
gekocht.

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp
Het onderwerp is te vinden door de volgende vraag te stellen:
Wie (soms: Wat) + persoonsvorm?

Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

Belangrijk om te weten bij het onderwerp: 
In een zin in gebiedende wijs staat geen onderwerp. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp


  • Iedere zin heeft een onderwerp.
  • De pv en het onderwerp horen bij elkaar.
  • Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp
Persoonsvorm
Werkwoordelijk
gezegde
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet.
Dit zinsdeel verandert mee als je de zin van tijd verandert.

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraken horen bij de persoonsvorm en welke bij het onderwerp?
Persoonsvorm
Onderwerp
Wie of wat + persoonsvorm
Dit zinsdeel vind je met de vraagproef of tijdproef
Dit zinsdeel vertelt of de zin in het enkelvoud of in het meervoud staat.
Dit zinsdeel vertelt wie iets doet in de zin.

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

sleep de woorden naar 'onderwerp' of 'geen onderwerp'.
onderwerp
ander zinsdeel

Hans
heeft
nieuwe
boeken
gekocht

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

ander zinsdeel
onderwerp
Hans
heeft
nieuwe
boeken
gekocht

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor ma 23 sept
Grammatica Maken 4 t/m 6
Grammatica Maken 4 t/m 6
Je herkent de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies