Werkwoord, persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde

Welke zinsdelen ken je al?
  1. Persoonsvorm
  2. Werkwoordelijk gezegde 
  3. Onderwerp 
  4. Lijdend voorwerp
  5. Meewerkend voorwerp
  6. Bijwoordelijke bepaling 

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welke zinsdelen ken je al?
  1. Persoonsvorm
  2. Werkwoordelijk gezegde 
  3. Onderwerp 
  4. Lijdend voorwerp
  5. Meewerkend voorwerp
  6. Bijwoordelijke bepaling 

Slide 1 - Tekstslide

Welke zinsdelen moet je kennen voor de toets?

Slide 2 - Open vraag

Ik kan alle zinsdelen benoemen in een zin
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Welke woordsoorten moet je allemaal kennen voor de toets?

Slide 5 - Open vraag

Deze les herhaal je de zinsdelen:
  • de persoonsvorm
  • het werkwoordelijk gezegde 
  • het onderwerp 


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Voor de toets moet je verschillende zinsdelen en woordsoorten in een zin kunnen benoemen 

Slide 8 - Tekstslide

Je weet dan welke zinsdelen je moet kunnen herkennen

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.  

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.



Slide 12 - Tekstslide

Benoem alle werkwoorden.
De Amerikaanse marine heeft  woensdag officieel toegegeven  dat op drie video's tussen 2004 en 2015 zogeheten ufo's (onbekende vliegende objecten) te zien  zijn . Een woordvoerder wil  tegenover CNN niet ingaan op mogelijke buitenaardse wezens, omdat "nog niet precies duidelijk is, wat er op de beelden te zien  is ".

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoorden
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Er zijn regels om die werkwoorden goed te schrijven.

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zijn vormen samen het 'werkwoordelijk gezegde'. Hier hoort de persoonsvorm dus ook bij, want dat is ook altijd een werkwoord.

Als er maar 1 werkwoord in de zin staat, dan is dat de persoonsvorm én het werkwoordelijk gezegde (wwg).

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm, onderwerp en gezegde in een korte zin kunnen vinden
Uitleg video (zie ook: link in magister)




En het gezegde?
Alle werkwoorden in een zin.

Maken:
Blz. 28
Opdracht 1 t/m 4

Slide 16 - Tekstslide

Splitsbaar werkwoord en voorzetsel
Als je de woorden in een zin gaat benoemen, moet je goed opletten bij splitsbare werkwoorden. Soms lijkt op een voorzetsel, maar hoort het bij het werkwoord.
Kijk eerst onderstaande video voor meer uitleg. 


Slide 17 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
13.25 - 13.35 -  Lezen in leesboek
13.35 - 13.45 - Video verdacht kijken
13.45 - 13.55 - Nakijken opdracht 1
13.55 - 14.05 - Werkwoorden uit het Engels
14.05 - 14.15 - Zelfstandig werken




Slide 18 - Tekstslide

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is WW.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt 
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Slide 19 - Tekstslide

Vaste voorzetsels 
en voorzetseluitdrukkingen


Bekijk de video-uitleg blz.158

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel.
Houden van, denken aan, rekenen op


Video-uitleg

Slide 20 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde
Bekijk zelfstandig de video. Beantwoord daarna de vragen:
  1. "Wat is een wg?"
  2. "Hoe weet je of een woord een werkwoord is?"

Moeilijk? Kijk dan ook deze video.

Slide 21 - Tekstslide