Hoofdstuk 14 Werktuigen

T. Brenninkmeijer - van de Wiel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeNatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

T. Brenninkmeijer - van de Wiel

Slide 1 - Tekstslide

Starten met wat weten we nog
Maken:
Hoofdstuk 14. 
Vragen 1 t/m 5
Blz. 70 t/m 71

Slide 2 - Tekstslide

Bij het berekenen van het moment moet je twee grootheden weten. Welke?
A
Massa en gravitatie
B
dichtheid en volume
C
Kracht en arm
D
snelheid en versnelling

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
kilogram
C
Pascal
D
gram/cm3

Slide 4 - Quizvraag

De arm of lengte bij een hefboom geef je aan in.....
A
kilometer
B
lichtjaar
C
meter
D
graden

Slide 5 - Quizvraag

14.1 Hefbomen

Slide 6 - Tekstslide

Welke van de onderstaande formules gebruik je voor het berekenen van moment?
A
m = k x a
B
M = F x a
C
geen idee
D
M = F x l

Slide 7 - Quizvraag

Hefboom in evenwicht?

Hangt af van:

- de grootte van de krachten (N)

- de afstand tussen de krachten en het draaipunt (m)

Slide 8 - Tekstslide

M = F x l

Het moment is gelijk aan de grootte van de kracht x de lengte van de arm.


De arm van een kracht is de afstand tussen de werklijn van de kracht en het draaipunt.


Evenwicht:

Een hefboom is in evenwicht als de momenten aan de beide kanten van het draaipunt gelijk zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 1

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Evenwicht

Slide 11 - Tekstslide

Nu maken + huiswerk voor woensdag
Vraag 1 t/m 9
Hoofdstuk 14.1
Lezen blz 72 t/m 77
maken vanaf blz 78

Slide 12 - Tekstslide

Par14.2 Hefbomen en Fz (GL/TL)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

14.3 Katrollen en Takels

Slide 15 - Tekstslide

Bij de vorige dia stond voor de trekkracht 600N en de zwaarte kracht 1200N. Hoe zijn ze aan het antwoord gekomen?
A
ze hebben 1200 -600 gedaan
B
er zijn 2 touwen dus hebben ze 1200 /2 = 600 N gedaan

Slide 16 - Quizvraag

Katrol / Takel
Als een voorwerp aan N stukken touw hangt;

 -> hijskracht wordt N keer zo groot
 -> hijsafstand wordt N keer zo klein

Slide 17 - Tekstslide



Slide 18 - Tekstslide

14.4 Druk

Slide 19 - Tekstslide

druk is afhankelijk van twee grootheden namelijk
A
Kracht en oppervlakte
B
massa en lengte

Slide 20 - Quizvraag


Je hebt kleine kracht nodig om een scherpe naald in 
de huid te prikken. Toch kan het meisje wel met haar 
volle gewicht op een bed van spijkers liggen. 

Kracht is niet de enige factor die bepaald of een voorwerp welof niet door de huid heen prikt. 
De oppervlakte, waarover de kracht verdeeld wordt, is net zo belangrijk. 

De naald heeft een klein oppervlak net zoals een mes, schaar of punaise. Daardoor kun je met weinig kracht al een grote druk zetten. 
De spijkers van het spijkerbed hebben samen een grote oppervlakte. Het gewicht van het meisje wordt over deze oppervlakte verdeeld en wordt de druk verdeeld.

Slide 21 - Tekstslide


De veiligheidsgordel is zo breed om de kracht 
die bij een botsing op de huid komt te staan 
te  verdelen. 

Zo verdelen de veiligheidshelm, rijplaten, 
rupsbanden en tractorbanden ook een 
kracht over een grotere oppervlakte . 

Slide 22 - Tekstslide

De druk bereken je met de formule p = F / A (zie BINAS)
De druk (P) bereken je door de kracht te delen door de oppervlakte waarop de kracht wordt gezet. 

De eenheid van druk is dan ook N/m² of N/cm². 



Slide 23 - Tekstslide