H10:Werktuigen vmbo-B

H10:Werktuigen vmbo-B
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H10:Werktuigen vmbo-B

Slide 1 - Tekstslide

Is er maar één soort kracht?
A
Ja, alle krachten zijn hetzelfde.
B
Nee, er zijn meer soorten krachten.
C
Nee, dat hangt van de plaats af.
D
Ja, dat is de spierkracht.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is NIET een soort kracht?
A
Spierkracht
B
Massakracht
C
Magnetische kracht
D
Veerkracht

Slide 3 - Quizvraag

Welke soort kracht zorgt ervoor dat de paperclips worden aangetrokken?
A
Magnetische kracht
B
Elektrische kracht
C
Zwaartekracht
D
Kleefkracht

Slide 4 - Quizvraag

De eenheid van kracht is ..... Het symbool voor kracht is .....
A
F ; N
B
Newton ; n
C
newton ; N
D
newton ; F

Slide 5 - Quizvraag

Hoe groot is de kracht die de kracht
meter aangeeft?
A
0,5 N
B
0,6 N
C
0,7 N
D
0,8 N

Slide 6 - Quizvraag

Met welke formule kun je (Zwaarte)kracht berekenen.
A
F = m x 10
B
F = m : 10
C
F = m + 10
D
F = m - 10

Slide 7 - Quizvraag

Een varken weegt 320 kg.

Hoeveel zwaartekracht oefent die op de grond uit?
A
32 N
B
320 N
C
32000 N
D
3200 N

Slide 8 - Quizvraag

 Hefbomen
  • Waarom hefbomen
  • Hoe werkt een hefboom
  • Wat is een takel

Slide 9 - Tekstslide

Hefbomen
Wat is een hefboom? Een hefboom vergroot je kracht 
Onderdelen: hefboom heeft een arm, kracht en een draaipunt

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide






               Welke hefboom geeft de meeste kracht? 
A
Hefboom A
B
Hefboom B
C
Hefboom C
D
geen van alle

Slide 12 - Quizvraag

krachtvergroting = werkarm : lastarm

Slide 13 - Tekstslide

krachtvergroting = werkarm : lastarm
 8:1= 8 x zo sterk
 

Slide 14 - Tekstslide

dubbele hefboom
dubbele hefbomen = twee met elkaar verbonden hefbomen

snoeischaar, nijptangen 

Slide 15 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met draaipunt bij hefbomen?
A
hefbomen die je kunt rond draaien
B
het punt waar de hefboom gaat draaien
C
hefbomen hebben geen draaipunt
D
daar waar je op de hefboom kracht uit oefent

Slide 16 - Quizvraag

Met een hefboom verander je de kracht
die je kunt uitoefenen.
Hoe verandert een hefboom de kracht?
A
een hefboom verkleint de kracht die je kunt uitoefenen.
B
een hefboom vergroot de kracht die je kunt uitoefenen.

Slide 17 - Quizvraag

krachtvergroting = werkarm : lastarm
krachtvergroting = 15 : 6 = 2,5

Slide 18 - Tekstslide

katrollen en takels
Er zijn twee soorten katrollen:
vaste katrol
losse katrol

Slide 19 - Tekstslide

Katrol
Met een katrol verander je de richting van een kracht.

Slide 20 - Tekstslide

Katrollen

Vaste katrol:
de richting van de kracht veranderd
De grootte van de kracht
veranderd niet.

Slide 21 - Tekstslide

De losse katrol
  • Een losse katrol maakt ons sterker.
  • De last (zwaartekracht) wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt.

Slide 22 - Tekstslide

Wat doet een vaste katrol?
A
die verandert de richting van de trekkracht
B
die halveert de nodige trekkracht
C
die verandert de richting en halveert de kracht

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb een losse katrol. Wat is het voordeel van een losse katrol?
A
Richting verandert
B
kracht vermindert
C
Richting verandert en kracht vermindert
D
Meer touw binnenhalen

Slide 24 - Quizvraag

Katrollen en takels
Waarom een katrol?
  • maakt tillen makkelijker 

Verschil Katrol en Takel?
  • Een takel is een combinatie van                                           twee of meer katrollen 
  • => kracht wordt verdeeld

Slide 25 - Tekstslide

Te zwaar... gebruik dan een takel

Slide 26 - Tekstslide

Takel
Een takel heeft een vaste
en een losse katrol.


Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand. 


Slide 27 - Tekstslide


De takel draagt een last van 1200 N. 
Hoe groot is de trekkracht bij de getekende takel?

A
400 N
B
600 N
C
1200 N
D
2400 N

Slide 28 - Quizvraag

Welke kracht moet je uitoefenen bij deze takel als het gewicht 200 N is.
A
12,5
B
25
C
50
D
100

Slide 29 - Quizvraag

De takel in de tekening bestaat uit:
A
Een losse katrol en drie vaste katrollen
B
Twee losse katrollen en twee vaste katrollen
C
Vier losse katrollen
D
Vier vaste katrollen

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag
Maken blz: 38
H10.3

Slide 31 - Tekstslide